Brief uit Istanbul
J.P. Guepin
Naar Delphi getrokken om daar in winterse orgieën over de Parnassos te razen, zag ik in plaats daarvan een opvoering van de plaatselijke amateur-toneelvereniging. De bedrogen dochter kreeg een kind van de gladde minnaar, en werd door de verbolgen vader het huis uit gejaagd. Wij zagen haar terug als ijlende hoer, maar gelukkig kwam de stille vriend haar redden. Dit tenminste is wat ik ervan begrepen heb, maar dit begrijp ik van de meeste realistische drama's. Sinds mijn laatste bezoek in 1948/49 heeft Griekenland terwille van de toeristen het vuil onder het tapijt geveegd; bepaalde wij ken van Athene maken een welvarende indruk, er wordt veel en duur gebouwd, wat op zich zelf geen teken van welvaart is. Ook het Parthenon schiet al aardig op, en lijkt, met al de herstelwerkzaamheden, eerder half af dan half kapot, zodat de vele toeristen beter nog even hadden kunnen wachten. De Grieken zijn nog niet door de grotere welvaart en het toerisme versomberd.
Daarentegen maakte Istanbul een vale en
vervallen indruk. In 1949 kwam ik uit het door burgeroorlog geteisterde Griekenland en het verarmde Europa. Toen leek Istanbul mij in mijn verhitte verbeelding een stad van vreemde zonden, een stralende wereldstad. Nu ben ik wat meer aan geheel in violet geklede vrouwen en neonlichten gewend. Toch is de economische achteruitgang wel reëel, vooral sinds de revolutie, die het vertrouwen van de zakenwereld heeft geschokt. De militaire regering van Gürsl opende alle kluizen. Dat is misschien prachtig, maar dan moet men ook verder gaan en het kapitalisme afschaffen. Dat is natuurlijk niet gebeurd. Men bewaart nu zijn geld in plaats van op de bank in zijn kous. Het economisch leven kwam tot stilstand, ook de inflatie, maar dat is op zo'n manier geen kunst. De regering zal nu door concessies het vertrouwen van het zakenleven moeten trachten te herwinnen.
Bedelende kinderen en grijsaards, nutteloze plastic artikelen verkopende jongemannen, maken duidelijk dat hier de rest van de wereld begint. Turkije draait zich weer in de modder om naar het Oosten. Bij gebrek aan andere hoop wordt de bevolking gelovig, de moskeeën zijn voller, de extatische dervischen mogen weer om hun as draaien. Menderes, voor wie na zijn gelukkige ontsnapping aan een vliegtuigongeluk kamelen op straat geslacht waren, werd na zijn dood op het schavot een martelaar. Reeds fluistert men van wonderbaarlijke verschijningen. De Aya Sofia deelt in de grauwe grandeur van Istanbul.
Het goud, brons, porphyr en marmer zijn dof, het oker overheerst niet alleen aan de buitenkant. Juist door deze schimmige pracht maakt hij indruk. De ruimte lijkt groter door het perspektief van de halve koepels in de hoeken, en door de enorme lampen, die heel laag aan draden hangen die in de nevelige hoogte van de koepel verdwijnen. Dit in tegenstelling tot de ruimte van de Sint Pieter, die, hoewel groter, een kleinere indruk maakt doordat alles er op kolossale schaal is; een opgeblazen klein kerkje.
In regen en kou reisde ik door Anatolië.