bedoeld het binnendringen met de penis in de anus i.p.v. de vagina, de z.g. Italian way. Ik herinner me dat ik toen ik het boek las, me afvroeg wat de boswachter nu eigenlijk had uitgevoerd dat principiëel zou kunnen afwijken van de overvloedig beschreven paringen op de andere bladzijden. Dit was het dus: ‘the full offence of buggery’.
Waar de Oxfordse don zo over gevallen is, is niet de Erniedrigung zelf, maar de verhulde aanbeveling om deze via de Italian way te bereiken. Hij negeert eigenlijk helemaal dat het om dit of een ander doel zou gaan, hij staart zich simpelweg blind op The Abominable Act. En hij laat niet na om zijn geschokte lezers mee te delen dat de hier bedoelde gedragingen voor de Engelse wet strafbaar zijn met gevangenisstraf voor het leven (ook als het echtgenoten betreft!).
Zoals gewoonlijk wordt geprobeerd de afkeer van de omstanders in te roepen met behulp van termen als ‘pervers’ en Unnatural. Maar wat is onnatuurlijker dan een Oxfordse don? Wat is onnatuurlijk? Dat wat in de natuur niet voorkomt? Onnatuurlijk is dan hetzelfde als onbestaanbaar en we behoeven ons niet druk te maken. Of men bakent de natuur af als het gebied dat buiten het menselijke valt. De mens is dan dus niet natuurlijk. Zou het dan tot de goede moraal behoren om als niet-natuurlijk wezen zich zo natuurlijk mogelijk te gedragen? Eindelijk een basis voor moraal! Maar niet te vroeg gejuicht, want practisch alles wat de dons en oude juffrouwen pervers noemen vindt overal in de nietmenselijke natuur toepassing. Mannetjes gedragen zich als wijfjes t.o.v. dominanter mannetjes en worden soms als zodanig gebruikt, mannetjes bespringen hun vrouwen, hun dochters, hun moeder, hun grootmoeder van voren, van achteren, van opzij. Kikkers zijn soms zo belust dat ze een bevroren aardappel omknellen of een pad of een dode vis.
Men kan natuurlijk wel mechanisch redeneren dat de geslachtsdaad uitsluitend bedoeld is om sperma bij nog onbevruchte eieren te brengen en dat de natuur dit schema uitverkiest om de eenvoudige reden dat degenen die van het schema afwijken minder nakomelingen verwekken dan degenen die er zich aan houden; met beroep op deze katholieke definitie kan men dan stellen dat allen die er niet aan voldoen pervers zijn, maar volgens dezelfde evolutie-logica is de zwakke pervers, en vooral de dokter die hem in leven houdt.
Want ook de zwakke legt het in de natuurlijke evolutie-strijd af tegen de sterkere, zodat hij net zoveel nakomelingen krijgt als b.v. Onan die het met de rotsen probeerde.
Ik las Lady Chatterley's Lover indertijd in de Hollandse vertaling, omdat die vollediger dan de Engelse heette te zijn en omdat de ‘termen’ in het Engels geen weerklank bij me gaven. Ik vond het nogal een vervelend boek en de paringslyriek leek op nabloei van onze tachtiger woordkunst.
Nu las ik in het smerige stuk van de Oxfordse don, met zijn door de kostschool ingeramde angst voor de anus, een uitvoerig citaat uit Lady Chatterley, waarin Lawrence bijna bezwerend de lezer probeert te doordringen van de noodzaak om de schaamte uit te branden, dat eerst dan leven en samenleven mogelijk is.
Misschien alleen al door het contrast met het omringende geschrijf van de fatsoensbewaarder, die voor ons de hinten heeft weten te vertalen, is het stuk van Lawrence ondanks de wat geëxalteerde toon, overtuigend als van iemand die volstrekt zuiver op de graat is.
Het is ongelooflijk dat men zo'n mooie eigentijdse demonstratie kon geven van het feit dat Lawrence geen geperverteerde was, maar dat hij als eerlijk man wel strijd moest leveren tegen zijn geremde, verknipte, angstige, nette, onnatuurlijke landgenoten.
De don hekelt de getuigen die bij het Penguin-proces zo hoog opgaven van de eerlijkheid, de heiligheid volgens sommigen, van Lawrence. Honend vraagt hij of ze dit soms heilig noemen: perversiteit, onnatuurlijkheid en of het soms eerlijk is dat Lawrence dit alleen maar via hinten hier en daar heeft aangeduid, nergens ruiterlijk gezegd.
De pleuter, de uitscheurenswaardige krabbezak; gezien de reactie van een recente don in een blad als Encounter, had Lawrence zijn boek net zo goed in de kachel kunnen gooien wanneer hij er op had gestaan om de Italian way in vierkante woorden neer te schrijven. Ik geloof niet dat een onbevooroordeeld iemand dit hypocriet kan noemen, Lawrence was alleen maar niet gek. Dat de getuigen inderdaad soms zalvende taal gebruikten kan Lawrence niet deren.
Er is wel enig verschil in de benadering van deze zaken in Frankrijk en in Engeland. In het XIe deel van het Journal van Léautaud komt een gesprek voor tussen L. en een oude vriend. De vriend heeft het over de ontoereikendheid van de femmes bourgoises als het om de liefde gaat. Hij zegt ongeveer: als je zo'n vrouw van achteren probeert in te gaan zegt ze ‘fi donc, Monsieur’. Dat is alles.