Hollands Weekblad. Jaargang 3
(1961-1962)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
Parijs van dichtbij
| |
[pagina 4]
| |
cisme is niet aan een ras gebonden, wel aan een maatschappelijke positie, dat geloof ik hoe langer hoe meer. Als de Fransen spreken over hun gastvrijheid wijzen zij altijd op de negers. Het is waar dat de neger in Frankrijk een welkome gast is, hij studeert en is elegant gekleed. Aan een exhibitionistische zoen moet hij zich echter liever niet wagen, al zal men niet hem boos aankijken, maar het blanke meisje in zijn gezelschap. De Fransen zijn rijk, de Algerijnen zijn arm. Net als de Westindische neger in Londen irriteren zij; ze bederven het straatbeeld, hun sjofele verschijning geeft Frankrijk het aanzien van een achterlijk land, een land van paupers. Dit is des te erger omdat zij zich voorbeeldig gedragen; men kan hun zelfs niet verwijten dat zij met geld smijten als ze dat dan eens een keer bezitten. Ze worden dus eindeloos gecontroleerd, onder politieke voorwendsels, net als de negers in Zuid-Afrika. In geestelijke zin is de kloof er ook. Men sympathiseert met de Algerijnen, men is tegen het martelen, men is zelfs bereid te protesteren. Maar de sympathie schiet tekort. Wat voor de Algerijnen een obsessie is die alles beheerst, dat is voor de Fransen een fragment in hun gedachtenleven, en dit is te begrijpen. Iemand die zich eenmaal boven het bestaansminimum heeft uitgewerkt kan zo slecht weer afstand doen van zijn luxe: de luxe van de goede smaak, de weelde van na te denken over wat hem interesseert, niet over wat hem door de omstandigheden wordt opgedrongen. En wie aan het probleem Algerije iets wil doen, die heeft geen tijd meer voor iets anders. De Fransen winden zich op, maar 's avonds aan tafel. Zij manifesteren, maar om hun hart te luchten, niet om daarmee iets te bereiken. Daarom doen ze het zo amateuristisch. Het is de hoogste tijd dat er uit Engeland een specialist overkomt van de nuclear disarmers om een manifestatie te helpen voorbereiden. De grondbeginselen van het vak zijn in Frankrijk onbekend. Men heeft geen zelfcontrole genoeg om provokatie te vermijden; men verzuimt een taktiek uit te denken. Manifesteren in Frankrijk mag verspilling zijn van energie, ongevaarlijk is het niet. De politie gedraagt zich vaak als een groep contra-manifestanten, niet als een corps belast met het handhaven van de orde. De goede jaren zijn voorbij; in '36 bediende de De tekeningen in dit nummer zijn van A. Soerink politie zich nog van zachtaardige wapens als traangas en waterkanonnen; nu heeft zij de technieken van het leger geadopteerd, zoals het leger de politiemethoden overnam. Het is waar dat de O.A.S. ook onder het personeel van de politie doeltreffend opereert. Niet rechtstreeks, maar met psychologische middelen. Er heerst verwarring, onder het personeel, omdat de houding van superieuren eerst geïnterpreteerd moet worden; aan welk principe dient men te gehoorzamen? Het is de Parijse vakbond geweest die de nadruk heeft moeten leggen op de eerste taak van de politie: bescherming. Hogerhand deed alle moeite een sfeer van onbehagen te scheppen. Iemand die eindeloos schildwacht moet spelen voor een appartement dat wel eens geplasticeerd zou kunnen worden, ergert zich. Hij doet nutteloos werk. En die ergernis wordt boosheid als hij ziet dat een collega zinloos wordt gewond.
In de huidige atmosfeer wordt Georges Brassens een aanvaardbaar monomaan. Men kon natuurlijk altijd al de stelling verdedigen dat een schrijver pas intrigeert als hij er zijn eigen fauna op na houdt, als in zijn werk steeds hetzelfde soort personages terugkomt. Tot dezulken hoort Brassens. Zijn nieuwe plaat, het achtste récital de chant, heeft weer dezelfde menagerie; van het goede soort zijn voyous en prostituées; van het slechte notarissen, deugdzame vrouwen, rechters en agenten. Inzake notarissen en deugdzame vrouwen heeft Brassens illustere voorgangers, die overigens meer dan Brassens het symbool bestreden, geloof ik; zijn haat jegens ‘juges’ en ‘flics’ vond ik altijd nogal simpel en anachronistisch. Brassens vocht tegen windmolens; hij ging het ancien régime te lijf. Maar wie op 't ogenblik politieke processen volgt kan niet anders doen dan hem gelijk geven: rechterlijke macht en uitvoerende hebben hun belangen fijn verenigd; de rechtmatigheid wint het van de rechtvaardigheid; Montesquieu is verslagen door het ancien régime.
Frankrijk is tegenwoordig het land van de hypocrisie: martelen mag, praten erover is verboden. Veelbetekenend lijkt mij dat één van de beste Franse boeken van de laatste tijd de schijnheiligheid tot onderwerp heeft, in letterlijke zin dan, want de hoofdpersoon uit Deo Gratias van Michel Servin is een nazaat van Tartuffe. Het boek kreeg zelfs een prijs. (Julliard 1961)
Het concourswezen is in Frankrijk zo diep geworteld dat het instituut der literaire | |
[pagina 5]
| |
De ontwikkeling het prijswezen culmineert in de creatie van een superprijs: Le Prix des Prix, aan te wijzen door de winnaars van de grote vijf. Het zal wel een hecatombe aan de tijdgeest worden.
Alle dingen moeten tegenwoordig door het erotische stadium heen. Ook Etiemble signaleerde zuchtend dit verschijnsel. Ik begin steeds meer te geloven dat zijn Blason d'un corps als satire bedoeld was; het is een koude douche met erotiek. Het nieuwste slachtoffer van de erotiseermanie is Rimbaud. Dat is des te zuurder voor Etiemble omdat deze in zijn proefschrift een poging had gedaan alle religieus en surrealistisch gefabuleer over Rimbaud onmogelijk te maken. In een literair tijdschrift wordt nu een erotische duiding gegeven van met name het sonnet ‘Les voyelles’ en ‘Les illuminations’; het is de literaire rel van het seizoen. De eerste ronde van het gevecht eindigde met de verklaring van Etiemble dat hij in sexuele zaken niet bevoegd was tot oordelen, een fraai understatement dat door ieder naar behoren werd geapprecieerd. Het volgende stadium schijnt nu bereikt te zijn: Etiemble is gezwicht voor de aandrang; hij zal zijn tegenstander (un âne et un paranoiaque) van repliek dienen. Deze termen bezigde hij in de collegezaal; men kan het Franse hoger onderwijs er niet van betichten stoffig te zijn. Etiemble's opponent bediende zich van de anagrammatische methode; een techniek waartegen Etiemble geen bezwaar heeft: | |
[pagina 6]
| |
alle instrumenten zijn goed in de literaire kritiek, mits ze resultaat opleveren. Wel behield hij zich het recht voor dezelfde methode te gebruiken. Hij nam dus een regel van Rimbaud en zette zijn studenten aan het puzzelen: 20 minuten, en maar anagrammen maken jongens. De oogst bestond uit vijf regels met dubieuze inhoud, die men waarschijnlijk in Le Monde zal kunnen lezen binnenkort.
De hekelkrant Le Canard Enchaîné is voor Noorderlingen een prettig blad; de vriendjespolitiek wordt er tenminste bovengronds bedreven: Allez-y; c'est fait par un copain. Voorts leeft de mythe er wat korter dan elders. Malraux b.v. figureert allang in de kolommen van Le Canard; door de overige bladen wordt hij nog steeds met handschoenen aangepakt. En tenslotte is Le Canard tegen het snobisme (tegen de rest zijn de andere kranten ook). De successen van het jaar worden met een nuchter oog bekeken; modetendenzen en duister avant-garde werk worden behoedzaam ontluisterd. Voor Le Canard is niemand veilig en niets heilig. Dat betekent niet dat het blad er geen heimelijke voorkeuren op na houdt. Wie bij Le Canard in de smaak wil vallen moet het oude Frankrijk vertegenwoordigen, het solide Frankrijk van de negentiende eeuw. De grote favoriet van Le Canard is Jules Verne. Zoals Kingsley Amis de hogepriester is van de science fiction, zo is Le Canard de slippendrager van Jules Verne. Jules Verne is het symbool van het goede in de negentiende eeuw. Tot nog toe gold deze als de tijd van het nationalisme en de romantiek, ten onrechte. De zeventiende is de eeuw van de klassieken, de achttiende die van de filosofen, de negentiende die van de ingenieurs. De geleerde experimenteerders van honderd jaar geleden, zij zijn de ware bouwers van de natie geweest, vindt men; zoals Engelsen ontdekkingsreizigers met hun gevolg beschouwen als het ware voorgeslacht. De verering van Jules Verne is een uiting van nostalgie. Ze vormt ook een aanwijzing voor een verschuiving in mentaliteit. De van oudsher zo op het woord geconcentreerde Fransen raken steeds meer gefascineerd door de techniek. Een ander symptoom van dit verschijnsel is de populariteit van de strips van Christophe, een negentiende eeuwer aangetast door de natuurwetenschappen. Beperkte Prikkebeen zich tot het vangen van vlinders; de schrijver van ‘La famille Fenouillard’ en ‘Le savant Cosinus’ schrikt er niet voor terug zijn strip te doorspekken met de tekst van natuurkundige wetten. De uitvinder tenslotte is een geliefd romanpersonage, dat door mensen als Céline en Queneau met vertedering wordt geschetst. In iedere Fransman zit een ingenieur verborgen, of tenminste een bricoleur. Dat moet ook wel, want in Frankrijk huldigt men het principe dat elk artikel zo lang mogelijk mee moet gaan (men denke aan de telefoontoestellen). Kenmerkend voor de bricoleur- of karweitjesgeest vind ik het electrisch systeem. Als in Nederland een stop doorslaat wordt er in een doos getast naar een ding met een groen puntje; in Frankrijk komen schroevendraaiers te voorschijn en een soort ijzerdraad; na veel angst en gepeuter kan men weer verder leven. De bricoleur moet men niet verwarren met de do-it-yourselver. De bricoleur friemelt met schroefjes en moertjes; de do-it-yourselver kwakt met verf. Toen van de zomer het rapport van de pers kwam van een enquête waarin de jeugd inzake aspiraties en liefhebberijen werd ondervraagd, versteenden de opvoeders van afgrijzen. De meerderheid der geënqueteerden verklaarde slechts behoefte te hebben aan een gemakkelijk leven, en de enige hobby die bijna alle pubers gemeen hadden was het lezen van het blad Tintin.Ga naar voetnoot1) (Nu is het in Italië al jaren mode het gemakkelijk leven als ideaal te stellen. Dat ideaal is meestal niet bestand tegen politieke opwinding, zoals nu weer blijkt in Frankrijk. En voorts schenen de ondervragers niet in te zien dat in puberogen een volwassene iemand is die geprovoceerd dient te worden). Tintin is een technisch blad, niet om de inhoud, maar qua sfeer. Het is wel zeker dat de Franse jeugd veel technischer is ingesteld dan de oudere generatie. De technische college's moeten leerlingen afwijzen. En de dag is niet ver meer dat iedere Fransman niet langer zijn theorietje heeft maar zijn machinerietje; dat hij geen behoefte meer heeft aan analyseren omdat hij op zijn gemak aan 't demonteren kan gaan. |
|