Nationalisme (II)
Verleden week heeft ook mr. Van Rijckevorsel, de uiterst rechtse K.V.P.'er, een denkbeeld gelanceerd. Hij vindt het nodig, dat de regering krachtens art. 100, 2e, Wetboek van strafrecht, strafbepalingen vaststelt ter bestrijding van door haar veroordeelde onnationale gedragingen. Die ‘veroordeling’ vindt men in de rede van minister Luns bij het debat over Nieuw-Guinea in de Tweede Kamer. De minister somde Rijkens, Duynstee e.a. en ‘bepaalde persorganen’ op, die schade zouden hebben toegebracht aan de verwezenlijking van het plan-Luns. De heer Van Rijckevorsel is met zijn nationalistische ferventie geheel in het vaarwater gekomen van de zogenaamd democratische wetten, die Hitler de kans gaven politieke tegenstanders uit te schakelen.
Het is typerend, dat de Volkskrant het artikel publiceert, want dit blad (nota bene van de Katholieke Arbeidersbeweging) is de spreekbuis van staatssecretaris Bot, die overal en te allen tijde praat, alsof de Nederlandse regering helemaal niet van plan is haar oude beleid ten opzichte van Nieuw-Guinea te wijzigen. Maar hoe je ook kan denken over Van Rijckevorsel, hij is rechtlijnig in zijn politieke beperktheid en daarom zou ik het prachtig vinden, als de regering zijn plan eens in ernstige overweging nam. De heer Rijckevorsel moet het niet bij woorden laten, maar zijn idee in de Kamer te berde brengen, zo nodig als initiatiefvoorstel.
De Kamer, die voor het overgrote deel bezwaar heeft tegen de ‘defaitisten’ Rijkens en Duynstee, kan dan ondubbelzinnig laten blijken, of zij ook tot daden wil overgaan. En niet alleen de rechtse elementen, maar ook de socialist Burger en de liberale mevrouw Stoffels-Van Haaften, die minister Luns zo fraai de bal hebben toegespeeld in het debat. Van mevrouw Stoffels begrijpelijk, omdat zij dit debat blijkbaar zo onbelangrijk vond, dat zij in tweede termijn geen woord meer sprak (bij de V.V.D. repliceert men liever over de zaak-Van der Putten), van de socialist een politieke onnozelheid, die velen niet kunnen begrijpen. Wanneer men een minister fel aanvalt en men acht hem niet meer geschikt voor zijn taak, speelt men het politieke spel wel heel slecht, wanneer men hem de kans geeft het mislukken van zijn beleid goed te praten. De heer Burger heeft zich zo boos uitgelaten over Rijkens, Duynstee e.a., dat ik zijn mening over het semi-fascistische denkbeeld van Van Rijckevorsel weleens in het openbaar zou willen vernemen.
A.F.L.