| |
Brieven aan mijn man (III en slot)
Renee Plate
Lieve Pim,
Dank je wel voor je lange brief. Die lengte was wel hoofdzakelijk te danken aan al je bezwaren, maar ik was blij zo gauw iets van je te horen. En dan vind ik het eigenlijk ook niet zo gek dat jij, zoals altijd, het werkje voor me hebt opgeknapt waar ik zelf niet zo goed in ben, en ik weet ook wel dat het een ondankbaar werkje is. En ik vind je nog altijd erg lief.
Maar dat neemt niet weg dat ik me geweldig heb zitten opwinden gister, en wel over een ‘bezwaar’ waar Annelies mee aankwam - ja, vind je het erg dat ik op het ogenblik iedereen ermee lastig val? Ze zei: ‘Dat heb je nou theoretisch allemaal heel mooi uitgekiend, maar in de praktijk werkt het anders’. Wat moet ik daar nou mee, ik weet ook nog wel dat een huwelijk ingewikkelder in elkaar zit dan een brug, en dat je niet alles precies kan uitrekenen van te voren, maar wat zal je nu ineens alle theorie naast je neer gaan leggen, alleen omdat er wel eens iets aan kan mankeren! Maar was het dat maar, was het inderdaad maar gewoon intellectuele twijfel aan theorie, dan gaf ik haar grif gelijk: ik vind het ook angstig om op een theorie te gaan bouwen, al zou ik het daarom nog niet laten. Maar als je bij voorbaat, zo in het vage, maar aanneemt dat alles wel anders zal werken in de praktijk - je weet wel: ‘ergens’ werkt het anders - dan vind ik dat verdacht veel op een smoesje lijken. En ze hoeft het echt niet zo kinderachtig weg te stoppen achter dat superieure ‘theoretisch uitkienen’ van haar, dat mijn theorie in strijd is met haar - en mijn - emotionele vooroordelen. Dat weet ik heus wel, dat is nou net het enige doel van al dat gepraat: onszelf wapenen, theoretisch ja, hoe anders, tegen onze eigen vooroordelen voorzover die ons geluk in de weg staan. Ik kan me zo nijdig maken over al die mensen die zich het vuur uit de sloffen lopen voor comfort en functionalisme, en aan het ontwerp van de eerste de beste miezerige kurketrekker nog hersens verspillen, en die dan ineens anti-theoretisch worden als je ze voorstelt diezelfde hersens ook eens op de liefde los te laten. Als je niet beter wist zou je gewoon gaan geloven dat met de liefde alles wel in orde is, of dat het een overbodig pretje is dat in elk geval ná het kurken trekken komt. Maar goed, al is het ontmoedigend, het is natuurlijk doodnormaal dat ze
haar gehechtheden en illusies verdedigt - ik heb tot voor kort niet anders gedaan - maar ik vind alle manieren beter, kribbige onwil desnoods of een eerlijk onredelijke reactie, dan deze pretentieuze: mij zo'n beetje afdoen met het woord ‘theoretisch’ of ik het naieve onervaren bakvisje ben dat tot rede moet worden gebracht door de oude wijze geit, terwijl ze er zelf ook geen bliksem van weet. Nee, laten we dat nog maar even vaststellen: het is theorie - en ik hoop niet voor eeuwig -, en theorie en praktijk mogen elkaar dan zelden helemaal dekken, dat is beslist geen reden om maar meteen te concluderen dat ze elkaar bijten, zo komt ze er niet af. Dit moest ik dus even aan je kwijt. Ik vraag me alleen nog af: wil ze er inderdaad niet in geloven, of durft ze er misschien niet in te geloven omdat het zo angstig optimistisch lijkt? Als Albert morgen opbelt om te zeggen dat hij het middel tegen kanker heeft ontdekt geloof ik dat namelijk ook niet, en toch kan het daarom wel waar zijn. Enfin, dat zou me dan nog van haar meevallen.
En voor ik verder ga met jouw bezwaren - gelukkig dat jij tenminste een paar minder glibberige bezwaren aanvoert - heb ik er zelf nog een die je ook mag horen, dat valt je mee hè? Ik begin namelijk bang te worden dat ik, met al mijn heibel om liefde, mezelf alleen maar meer aan het isoleren ben. Niet van jou, daar ben ik nu gelukkig wel zeker van, maar misschien wel van wat je zo om je heen aan vrienden hebt zitten. Het zal me een zorg zijn of dat nou confor- | |
| |
mistisch van me is of niet, maar ik vind het geen genoegen om in zo'n overtuiging alleen te staan, zelfs al is het alleen met jou samen. En dat zal in jouw aarzeling ook wel een punt zijn: je wilt nog wel graag een paar vrienden overhouden, je wilt ook niet steeds door anderen bekeken worden als het gevaar van de dag - tenslotte is zowat iedereen getrouwd. En verder zal het op den duur ook niet meevallen om tegen de klippen op te blijven geloven dat iedereen gek is behalve ik, of wij, al sta ik voorlopig nog vrij sterk in dat geloof. Maar het is wel net iets om met iedereen ruzie over te krijgen, en dat zou dan wel op een cynische manier het tegendeel van de bedoeling zijn. Dat zal ik in elk geval onthouden, voor het geval ik tegen die tijd nog zin mocht hebben in een zuur lachje.
Nu een bezwaar van jou: ‘Ik hou ook van vrijheid, maar ik vind het verschrikkelijk om iets op te geven van de beslotenheid van mijn huis met jou en de kinderen.’ Ja, wat noem je beslotenheid? Moet ik nou echt treuren om een beslotenheid die me is komen te staan op ingesufte eenzaamheid en latente onverdraagzaamheid achter nadrukkelijke liefde? Want dat wist jij nog niet eens, maar ik zat de laatste tijd gewoon te zoeken naar dingen om vervelend te vinden in jou, alleen om mijn eigen ‘ontrouw’ te rechtvaardigen, en dat hoort ook allemaal bij die beslotenheid. En trouwens, wat wil je eigenlijk met al die beslotenheid? Je doet net of er een hele troep hongerige wolven op de loer liggen die allemaal binnen komen hollen zo gauw jij je beslotenheid opgeeft, heb jij misschien een slecht geweten of zo? Natuurlijk wil ik, net als jij, een huis als een rustpunt hebben, en waarachtig niet alleen voor de kinderen. Ik vind het mieters thuis, jou en de kinderen en alles, maar het is niet genoeg. En ik weet dus niet precies wat je ‘beslotenheid’ noemt, maar verwar het in elk geval niet met opgeslotenheid, want die twee bijten elkaar wèl, en flink ook. Wat moet dat toch, al die echtparen die eerst met veel zorg hun deur op slot doen, - en ik kan je zeggen dat al die dichte deuren me langzamerhand op de zenuwen beginnen te werken - en dan maar met z'n ahen voor de ramen staan dreinen over de eenzaamheid. En dan jij nog, als ik je met veel moeite de weg vrijmaak naar iets beters, angstig gaan roepen om beslotenheid, dat vind ik gewoon ondankbaar. Nou, dit laatste was dan misschien niet helemaal redelijk maar je begrijpt het wel hoop ik: wat in die beslotenheid wèl de moeite waard is, de rust, de zekerheid en vooral het plezier in elkaar, dat doet het ook wel, en
heel wat beter, zonder slot op de deur. En denk dan ook eens even hoe al die liefde ons humeur ten goede zou komen, over plezier gesproken. Ik zit je hier heus niet omver te praten hoor, maar ik heb me ontzettend boos gemaakt over dat zwartgallige ‘de kinderen tekort doen’ van je. Dacht je nou dat die kinderen zo bon-af zijn met die oververhitte liefde van ons, waar ze gewoon geen minuut onderuit komen? Het is al erg genoeg dat we ze ermee opknappen, met al onze overtollige liefde, maar ga jezelf nou niet ook nog wijsmaken dat ze dat nodig hebben, alleen omdat jij het kwijt moet. Jetje wordt bij tijden dol van mijn gezoen, dat kan ik je wel vertellen. Natuurlijk hebben ze van alles nodig: veiligheid, begrip en liefde. Maar ook vrijheid, en eens vacantie van die koesterende arm. Medunkt dat ze er alleen maar van kunnen opademen als er ook eens wat van al die liefde niet op hun hoofd neerkomt. En afgezien van wat zij prettig vinden, vind jij het zelf zo prettig om op die manier te worden gebracht tot een hartstocht, waarvan je weet dat je er over een poosje mee blijft zitten? Nee, wees maar niet bang dat er niet genoeg liefde voor ze overblijft, ik weet niet hoe het bij jou is maar ik barst ervan.
En dan je volgende bezwaar: of je toch niet ineens iemand zou ontmoeten die, afgezien van verliefdheid, nog beter bij je past? Ik geloof niet dat die kans in ons geval groot is maar goed, het is natuurlijk best mogelijk dat er een man bestaat die nog vijf procent beter bij me past dan jij ja. Maar al zou ik die man ontmoeten - en in minder goede huwelijken is die kans natuurlijk groot genoeg - dan is dat toch niet meteen zo'n ramp? Ja, wel als je alles laat zoals het nu is, de deur op slot en door het raam alsmaar naar die man kijken, dan word je ongenietbaar vrees ik. Maar als je hem erbij haalt en je aan hem nog wat bijwarmt, dan wordt een eventueel tekort in je eigen huwelijk toch alleen maar minder drukkend en ontmoedigend dan wanneer je alles alleen van elkaar moet hebben? Nee, ik zou zeggen: wat je bij mij niet vindt, zoek dat maar bij een ander, dat lijkt me erg rustig,
| |
| |
je zal gewoon nog verdraagzaam worden! En in het algemeen durf ik zelfs wel te beweren dat het aantal echtscheidingen op deze manier wel eens zou kunnen teruglopen, al moet ik toegeven dat het paradoxaal klinkt, en erg theoretisch.
Bij je volgende bezwaar wordt het interessanter vind ik: ‘Zal je er wel rekening mee houden dat je natuurlijk toch meteen weer op hol gaat, met al je mooie redelijke bezwaren tegen overspannen liefdesillusies?’ Nu zijn het niet alleen redelijke bezwaren hoor, mijn gevoel was er ook bij toen ik uit de zevende hemel viel, en ik voel het nog. En daarom geloof ik niet dat zo'n verliefdheid bij mij nog eens de kans zou krijgen om uit te groeien tot weer zo'n enorm fantoom, niet als ik hem gewoon zijn gang laat gaan voor zolang als het duren wil, hoogstens als ik hem opsluit in een forse broeikas van mijn zelfbeheersing. Maar toch is dit eigenlijk het punt waar alles om draait, want hier kom je bij de oorzaak van de hele ellende: van die onmogelijke verliefdheid van ons, en het woord onmogelijk kan je hier niet letterlijk genoeg nemen lijkt me. Want dat geef ik je meteen toe, de neiging om je te verslingeren aan illusies die niet waar te maken zijn, die ben je niet kwijt door even te zeggen: kom, dat was dus nonsens. Zolang je het tekort niet wegneemt dat je naar die illusies deed grijpen, zolang blijft het oppassen, en zolang - en daar gaat het om - blijft de liefde ontoereikend. Want liefhebben met de tanden op elkaar om het niet te gek te maken, ik geloof niet dat dat me aanlokt.
En dat is dan meteen je volgende vraag: ‘Wat verwacht jij wel allemaal van de liefde, hoe kan je nou eerst zeggen dat je er zo door teleurgesteld bent en er dan vol overgave op terugkomen, dan houd je jezelf toch ook voor de gek?’ Ik voel me eigenlijk geroepen om je, en ditmaal namens de liefde, met je denigrerende taal om je oren te slaan, maar ik zal er reuze redelijk bij blijven. Gegeven dus die teleurstelling, waar je op allerlei manieren op kan reageren. Je kan zeggen: de liefde heeft mij teleurgesteld, maar ik heb er gelukkig niets van gemerkt. En je kan ook zeggen, en dat hoor je nogal eens: de liefde heeft mij teleurgesteld, jongens kijk ik eens knap eenzaam zijn. O ja en dat vergat ik haast, je kan ook zeggen: het is ‘nu eenmaal’ zo. Maar ik vind mijn eigen reactie een stuk doeltreffender: de liefde heeft mij teleurgesteld, de liefde kan ik niet veranderen, dus: hoe kwam ik zo gek om er meer van te gaan verwachten dan ze te bieden had? Je maakt mij namelijk niet wijs dat ik werd geboren met een behoefte aan iets wat niet bestaat, zoveel vertrouwen in de natuur heb ik nog wel, en vind dat nou maar niet te gauw naief, dat kan altijd nog. Ik sta achter de liefde, al komen er nog hele horden romanschrijvers aan mijn deur staan jammeren over al haar tekorten, en ik zal je precies vertellen waarom.
Ik zal moeten beginnen met je een zinnetje te citeren uit dat rotboek van Kahn, wat Annelies hier toevallig ook heeft staan. Of niet toevallig eigenlijk, ik zie dat het de negentiende druk is en ik vrees dus dat iedereen het langzamerhand in zijn kast heeft staan. Hij zegt dan, over sexuele opvoeding, dat het ‘van voordeel’ is, ‘wanneer niet door een al te zakelijke en preciese voorlichting illusies worden ontnomen, maar juist door een zekere afstand en onbekendheid tussen beide seksen een gezond idealisme en frisse aantrekkingskracht wordt gekweekt.’ Ik vond deze houding eigenlijk vrij kenmerkend voor de manier waarop wij alle twee zijn opgevoed. En wat dan ook de oorzaken mogen zijn van zo'n houding - ik denk dat negentien drukken van dit gezwatel daar wel onder te rekenen vallen, maar ik kan me ook nuchterder motieven voorstellen om de erotiek bij pubers op een afstandje te houden -, het gevolg is in elk geval dat onze eeuw nog niet overal zo sexueel hervormd is als het wel lijkt: de pubers, juist die groep dus die zo onnoemelijk veel met de liefde opheeft, zitten nog met precies dezelfde taboes als de volwassenen honderd jaar geleden. En weet je wat dat bij mij voor effect had? Omdat niemand op ons vergeestelijkte Haarlemse gymnasium elkaar met een vinger aanraakte kwam ik nauwelijks op dat idee, en gingen al mijn erotische activiteiten zonder omhaal door naar de geest, waar het een va-et-vient werd van die volstrekt hysterische dweperijen die ‘heel normaal’ zijn voor die periode, precies even normaal inderdaad als honger tijdens hongersnood. Maar dat is het erge
| |
| |
nog niet, ik heb aan dat gedweep de beste herinneringen. En ik geloof eigenlijk dat dat juist het erge is. Het was niet zomaar een ontmoeting maar mijn kennismaking met de liefde, die op deze onnatuurlijke manier verliep, ik heb jarenlang stenen gegeten zonder te weten dat er ook brood bestond. En pas toen ik er helemaal van overtuigd was dat er niets boven stenen ging, toen pas zijn ze me zwaar op de maag gaan liggen en daar stond ik. En daarom heb ik erg veel zin om dit soort liefde, de volwassen vorm ervan dan, waar wij elkaar op getracteerd hebben, die benauwende poging tot geestelijke versmelting, om die maar eens pervers te noemen, precies even pervers maar alleen wat gebruikelijker dan homosexualiteit of fetichisme, en ontstaan op precies dezelfde manier, door gehechtheid aan een vroegere noodoplossing. Dit dus over die frisse aantrekkingskracht. En pervers of niet pervers, stenen of brood, dat doet er weinig toe zolang je er gelukkig bij wordt, maar daar ging het nou juist om: het gekerm is niet van de lucht. Voor ik al deze gedachten bij mezelf toeliet heb ik wel gedacht dat ik tevreden was ja, maar het was een bloedarme tevredenheid, en het was heel beslist geen geluk.
Maar dan ben je er nog niet eens. Alsof deze geforceerde neiging tot elkaars geest je nog niet veeleisend genoeg maakt - geforceerde zeg ik hoor, je denkt toch hoop ik niet dat ik alles pervers noem wat geen mooie klare erotiek is? - komt daar bovenop nog eens de druk van de monogamie die je met het idee ‘liefde voor het leven’ komt opschepen, en je dus nog tienmaal zo veeleisend maakt. Je wordt bang je met de liefde in te laten, omdat je steeds is voorgehouden dat iemand niet ‘de ware’ is zolang je er niet je leven lang tegenop zou willen kijken. En inplaats van in vrede te genieten van wat hij dan wel is, ga je hem liever vol walging - en dikwijls nog pretentieuze walging - uit de weg. Zo was het toch bij ons ? Omdat we zo veeleisend waren raakten we op het laatst uitgehongerd, en omdat we uitgehongerd waren vlogen we elkaar met zoveel enthousiasme in de armen dat we gewoon niet meer loskwamen. En dan ben je er wel, bij de oorzaak van al de overspannen illusies waar alleen maar teleurstelling op volgen kon, en van onze onmogelijk slaafse gebondenheid aan elkaar, die ik nu met zoveel pijn en moeite tracht op te ruimen. En daarom mag je ook nooit meer zeggen: ‘Je devalueert de liefde misschien een beetje door er zo gemakkelijk aan toe te geven’. Je devalueert de liefde uiteindelijk heel wat onherroepelijker door er zolang niet aan toe te geven tot je illusies eindelijk tot de hemel zijn gestegen en alles alleen nog maar kan tegenvallen. Dan is de liefde niet goed genoeg meer nee, maar je zal toch niet het hart hebben om nu nog te zeggen dat dat de schuld van de liefde is. En dan kan je ook nog zeggen, dat heb je nog vergeten, dat de attractie er toch zo af is als je eraan toegeeft. Maar dan moet je ook maar niet meer eten voortaan, want al dat voedsel is ook maar verlakkerij hoor, ook zó op, zonde van je honger. Alleen, morgen is er weer nieuw eten, en nieuwe liefde, en je moet inderdaad wel zoals wij en al die
anderen zijn grootgeworden in een heel vreemd luchtkasteel, en een behoorlijk eind heen zijn, om in die overvloed iets hartverscheurends te kunnen zien.
Geloof je me nu nog niet Pim, de liefde is best, het wordt alleen tijd om haar te redden uit de handen van een maatschappij waar op deze frisse manier het ene taboe door het andere wordt in stand gehouden. Want om in een tijd waarin iedereen toch al geisoleerd dreigt te raken eerst mijn liefdesverwachtingen tot in het belachelijke op te voeren door me aan alle kanten de erotiek te ontzeggen, en me zo een bijna onoverkomelijke binding te bezorgen die lijnrecht in strijd is met mijn instincten, om op die manier de monogamie in stand te houden - ja, nu zit ik het voor te stellen of er opzet achter zit, dat komt omdat ik het woord misdadig kwijt moet. Het is eigenlijk geen wonder dat een hoop mensen bezwijken voor de verleiding om van deze nood maar een deugd te maken, de deugd van de eeuwige trouw, of van de blijmoedige berusting, of van de humoristische weemoed, waar je je dan bij op de borst kan gaan zitten slaan tot de dood erop volgt.
Nou Pim, dat was dan nog wat aanvullende ‘theorie’, ik mag lijden dat je in elk geval geen kans zal zien om hem langs je koude kleren te laten afglijden, zoals Annelies. Ik begin langzamerhand erg naar je te verlangen, zullen we maar weer eens thuiskomen, of heb je al meer dan genoeg aan mijn gezellige brieven?
Je Renée
|
|