Hollands Weekblad. Jaargang 3
(1961-1962)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
als The merry wives of Windsor. Maar in iedere nieuwe generatie weer zijn er lieden, en het zijn soms niet de minsten, zoals Proust en Jean Paulhan ons laten zien, die komen vertellen dat Sainte-Beuve eigenlijk de man was die Stendhal en Baudelaire niet begreep. Alsof alles wat Sainte-Beuve over de 17e en 18e eeuwers heeft geschreven - en dat alleen is al een uniek kritisch oeuvre - daarmee in elkaar viel! En zo heeft P.H. van Huizen, in het H.W. van 22 november, tegen de kritische activiteiten van Forum de ‘overmatige belangstelling’ van Ter Braak voor Wilde en Huxley aangevoerd. Nu verwijt hij hier, in het geval van Wilde, Ter Braak iets dat meer voor rekening van Du Perron komt, terwijl het anderzijds niet helemaal billijk lijkt om Forum Huxley voor de voeten te werpen, tegen wie Du Perron zulke hartgrondige bezwaren had. Maar goed, Ter Braak dan toch heeft zich in Aldous Huxley vergist, en Van Huizen geeft daarbij een lijstje van angelsaksische auteurs die wel bewonderd mogen en misschien moeten worden: James, Conrad en D.H. Lawrence. Van Huizen heeft zich dan echter al laten kennen als een bewonderaar van F.R. Leavis - dat is in zoverre jammer dat nu ieder element van verrassing ontbreekt als juist dit drietal bij de teugels wordt binnengeleid. Wie The Great Tradition kent, weet immers maar al te goed dat zij de juniores zijn van Dr. Leavis' Vijf Grote Angelsaksische Romanschrijvers. (De twee anderen: Jane Austen en George Eliot). Het is waar dat Van Huizen het polemische karakter van zijn stuk erkent. Maar maakt men het zich, ook in een polemiek, niet erg gemakkelijk door het eèn te vergelijken, niet met het ander, maar met enkele zwakke plekken van het ander? Nog daargelaten dat ook in het door Van Huizen zelf gekozen opzicht Forum zwarter wordt afgeschilderd dan in Van Huizen's eigen ogen nodig zou zijn - gegeven de eerbied voor Conrad, de waardering in vele opzichten voor D.H. Lawrence en de geringschatting van het schrijverstalent van Aldous Huxley bij die andere helft van Forum die Du Perron heette. Desondanks wordt uitsluitend voor de invloed van Forum gewaarschuwd, alsof die van Scrutiny, het blad van de Leavisianen, alleen maar heilzaam zou kunnen zijn. Of kost het soms moeite om zich de gierigheid voor te stellen waarmee, vooral in een land als Nederland, nieuwe aestheten Scrutiny's erkenning zouden exploiteren van de ‘impersonality’ van ‘literaire kunst’ (zoals Van Huizen zelf, onheilspellend genoeg, zegt)? Maar Forum heeft nooit definitief afscheid genomen van domineesland, buldert het Van Huizen-kanon. Want het blad dwong de literatuur ‘zich te buigen voor de Persoonlijkheid’. Wat bedoelt Van Huizen? Dat Scrutiny wèl good-bye zou hebben gezegd tegen bv. het dominees-Engeland van Matthew Arnold? Ik neem aan dat hij beter weet. Maar ik neem daarom ook aan dat hij vergeten had wat Ter Braak's afscheid van domineesland inhield - niet meer dan de bevrijding van de vrees voor het gewone woord - anders zou hij die woorden toch wel niet in een context hebben geplaatst waarvoor Ter Braak ze niet heeft bestemd. En dat Forum de literatuur zou hebben laten buigen voor de Persoonlijkheid is ook niet meer dan, op zijn best, beeldspraak. Want Forum immers kwam op ‘voor de persoonlijkheid als eerste criterium van stijl’ (ik citeer Ter Braak). Dat een persoonlijkheid alleen aan zijn stijl kon worden herkend, hield een garantie in dat de specifieke mogelijkheden van de literatuur, waarover Van Huizen het heeft, door Ter Braak en Du Perron niet werden voorbijgezien. Het is dan ook niet moeilijk om zelfs alleen het mikpunt van Van Huizen, Ter Braak, en strikt als kritikus beschouwd, op een voordelige manier te doen uitkomen naast de professor uit Cambridge. Hij was, bijvoorbeeld, veel minder dogmatisch in het hanteren van zijn eigen kriteria. Hij was ook veel minder nationaal beperkt dan Leavis, die nogal krukkig op zijn schaats blijkt te staan zodra hij over buitenlands ijs moet rijden. Leavis over Flaubert en Balzac is, zo mogelijk, als ‘vergissing’ minder ‘verantwoord’ dan Ter Braak's tijdelijke overschatting van een in bepaalde opzichten zozeer aan hem verwant auteur als Huxley - van wie trouwens de wijdverbreide invloed die hij in het begin van de dertiger jaren uitoefende, niet vergeten kan worden, een feit dat onlangs op royale wijze werd erkend door zulke uiteenlopende, maar blijkbaar niet aan valse schaamte lijdende schrijvers als Angus Wilson en Lawrence Durrell. Maar ik zal de vergelijking tussen Ter Braak en Leavis hier niet voortzetten: ik vond het alleen jammer dat uit het stuk van Van Huizen nergens het besef spreekt dat het, op de wijze zoals hij te werk gaat, een gemakkelijk kunstje is om de rollen om te keren en Scrutiny en Leavis te laten knielen voor Forum en Ter Braak. De fabel op pagina 16 is van Leo Vroman met een tekening van Peter Vos. |
|