Realisme
Even in grote trekken de feiten. In Nieuw-Guinea viel een soldaat tijdens een oefening in handen van zijn denkbeeldige tegenstanders. Hij werd onderworpen aan een verhoor, maar, zich kennelijk beroepend op de conventie van Genève (een Zwitsers stadje, hèèèl ver van Nieuw-Guinea vandaan) weigerde hij meer te zeggen dan naam, rang en telefoonnummer. Dat verdroot de man die hem ondervroeg, en eveneens diens bevelvoerende officier. De standvastige soldaat kreeg eerst plaatselijk zand in de ogen gestrooid, en vervolgens werden drie sigaretten op zijn arm uitgedrukt, om zijn tong wat losser te maken. Dat lukte slechts zeer gedeeltelijk, want niet deze soldaat diende een aanklacht in, maar zijn behandelend geneesheer, en het gevolg laat zich denken: de beide schuldigen kregen aanzienlijke straffen toebedeeld. Hun verweer, dat zij de oefening een realistisch cachet wilden geven, werd als onaanvaardbaar verworpen. Met realistisch had dat niets te maken, zo werd gezegd, trouwens, zulke handelingen zijn verboden bij ondervragingen. Dus waar blijf je met je realisme! Nu weten we allemaal dat ons leger op Amerikaanse leest is geschoeid. Hoewel deze uitdrukking doet vermoeden, dat de overeenkomst van ons leger met het Amerikaanse ophoudt bij het schoeisel, is het wel degelijk de bedoeling dat we ook organisatorisch en mentaal eenzelfde lijn trekken. Welnu, j.l. zaterdag werd op de Nederlandse t.v. een filmpje in de serie The Blue Angels vertoond, waarin we enkele Amerikaanse militairen bont en blauw zagen slaan door ‘tegenstanders’. Achteraf kregen we te horen - en zij trouwens ook - dat het maar een oefening was geweest, dat de jongens zich kranig hadden gehouden, en dat het hun overvallers speet, maar ja... oefening is oefening. Ik krijg, gezien het een en het ander, de indruk dat er nog iets mis is met de coöperatie tussen het Amerikaanse leger en het Nederlandse. Of de Amerikanen gedragen zich als onmensen, sadisten, wat
niet al, of wij gedragen ons als onnozele lammeren, onschuldige bloedjes en papkindjes. De oplossing van het raadsel is moeilijk te geven, maar wel kan worden vastgesteld, dacht ik, dat de Amerikanen een stuk reëler denken dan wij. Toevallig zat ik in dienst bij een onderdeel dat te zijner tijd de vijand ondervragen moet. Ons werd, zo goed en zo kwaad als dat ging, geleerd hoe men de vijand moest intimideren: door het trekken van resp. een boos, een veelwetend, of een onverschillig gezicht. Ook mochten we hem wel eens een tijdje buiten de tent in de kou laten staan. Mishandeling, zo werd ons steeds voorgehouden, was verboden. Tussen de lesuren door vertelde dan een van onze leraren (hij is nu dood, gestorven aan een hartverlamming in de bioscoop,) hoe tijdens de politionele acties de ‘ploppers’ aan het praten werden gebracht. Het laat zich denken, gezien het klimaat in Indonesië, dat dit niet gebeurde door ze een tijdje buiten de tent in de kou te laten staan.
N.S.