fantasie-formulering deelde die bij hem te zien was aan een plooi bij zijn mond, en liep naar buiten waar het donker werd en nog steeds regende. Zoiets eens in de maand, dat is al genoeg om mij in stand te houden in al die zware gesprekken waar overeenstemming altijd zonder verstandhouding bereikt moet worden.
Memorandum aan mijn autobiograaf: Ik doe wat ik kan, maar het blijft vaak te moeilijk om de onveranderlijke substantie van mijn ondervindingen te scheiden van hun variaties in aanzien en gewicht in de loop van de tijd. Ik zou de eerste zijn om toe te geven dat in die variaties de autobiografische werkelijkheid gezocht moet worden, daar hoeven wij geen ruzie over te maken. Zou het niet het beste zijn om van direkte autobiografie af te zien? Anders moet het maar niet zwaar opgevat worden. Benaderingen van de werkelijkheid zijn al heel mooi; ik denk wel eens, als de dingen precies bij de naam genoemd konden worden, was de wereld afgelopen.
Neem bijvoorbeeld het verdriet na een afscheid onlangs, hoe moet ik daar het gewicht van bepalen? Zet de huizen van die lelijke straat er maar langs, waar ik toch aan gehecht bleek te zijn; dat kan altijd, het zegt nog niets. Ik zei tegen mezelf ‘Wat ben ik nu verdrietig’, zoals je dat doet, om te kijken of het past op de ondervinding. Nee, het paste niet precies, er was teveel anders. Hoe zou dat vijf jaar geleden geweest zijn? Meer verdriet, en meer van die harde lachlust er tegenover om een evenwicht te bewaren? Nu was er niet veel lachlust, en het evenwicht bestond bij voorbaat. Dat gaf nog geen voldoening, want ik wantrouw het evenwicht. De laatste tijd ben ik de mogelijkheid gaan beseffen van berusting in het leven zoals het is. Een beklemmende gewaarwording op het ogenblik, maar misschien een die op den duur vanzelfsprekend wordt?
Laten wij ons niet voortijdig zorgen maken. Ik moet alles weten, ook hoe die berusting kan zijn; het evenwicht tussen het verdriet en de rest is op zichzelf geen slecht verschijnsel. Zet er toch nog maar wat achtergrond bij: die man in een regenjas fluitend op een straathoek, in het holst van de nacht. Misschien weet je dan nog beter dan ik hoe het was. Als je de hele ervaring maar niet omzwetst tot iets dat afgerond is, daar moet ik met de meeste nadruk tegen waarschuwen, zoals ze zeggen. Aan de andere kant wil ik ook niet horen dat de nauwkeurigheid in deze dingen geen moeite waard is. Allicht is het onbelangrijk, maar dat geldt tenslotte voor alles, en dit is ons spel, zo hebben wij het afgesproken.
Toen ik weer eens het kantoor moest bellen van mevrouw T., die misschien nog steeds geen zestig is maar mij al tien jaar lang zo oud lijkt dat ik iedere keer verwacht te horen van haar vertrek met pensioen, duurde het een hele tijd tot de telefoniste ons verbond. De stem die ik tenslotte hoorde was niet haar zachtmoedige, maar een eenzaam schreeuwende: ‘Hallo! Hallo! Zoekt u mij! Hallo! Waarom is er geen antwoord!’ Toch was zij het zelf, om bang van te worden. Misschien had zij de nacht tevoren een droom gehad waarin zij steeds harder riep naar mensen die haar niet hoorden, en vlak voor het ontwaken begrepen dat zij dood was. Zoiets was mijn eerste indruk, en ik kon niet anders de zaken bespreken dan bedekt verontschuldigend, als iemand die gedwongen is volgens de letter maar tegen de geest van de goede manieren te handelen.
Weinig mededelingen maken mij zo mismoedig als dat ik een leverancier ben van werkjes die alleen bij een minderheid aftrek vinden. Het argument van schijntroost ligt voor de hand: ‘Daar heb je toch ook wel je best voor gedaan’, maar zelfs voorzover dat waar is, ik word liever veroordeeld voor iets waar ik mijn best voor gedaan heb dan voor iets dat vanzelf zou moeten kunnen. Dat is op verschillende manieren verklaarbaar. Het is zeker dat ik en een behoorlijk deel van de mensheid elkaar altijd onverdraaglijk zullen blijven; aan de andere kant zijn er in de resterende minderheid allerlei mensen die ik niet zou willen uitleveren aan de specialisten in mass-entertainment. Dit is een overweging van de meest presentabele soort; het is misschien goed om haar aan te lengen met de gedachte dat de gunst van de meerderheid het grote geld oplevert. En wat te zeggen van die sinds lang nooit helemaal verdrongen behoefte om met iedereen vriendjes te zijn? Puur of impuur: daar krijg je een onbetrouwbaar soort van.
De grief die ik overhoud is in ieder geval ondoordringbaar. Voor de leveranciers van wat het publiek, de massa en de meerderheid verlangen, wordt de mogelijkheid van genade niet opengesteld. Zij worden tot de laatste man veroordeeld als derderangers die de smaak van het publiek op zijn laagst stellen om er zelf aan te kunnen voldoen. Correspondentie hierover wordt niet gevoerd. Wij leven in koude oorlog met elkaar, en hoe erg het ook is om zoiets te moeten zeggen, vriendjes kunnen wij niet worden.