| voor eigen genoegen heeft. |
3. | Het ontwikkelingspeil van het gehele volk verhogen, waartoe nodig zijn: verkorting van de arbeidsdag, betere woningen, verhoging van het reële inkomen. De arbeider wordt een soort ingenieur. Het verschil tussen lichamelijke en geestelijke arbeid verdwijnt en daarmee het verschil tussen de lage en hoge inkomens. |
Deze drie hoofdvoorwaarden heeft Chroesjtsjow in zijn nieuwe programma overgenomen. Lenin schreef in 1917 dat de hele maatschappij als het ware één kantoor en één fabriek met gelijke arbeid en gelijk loon moest worden, waarin allen moesten leren te besturen en zelfstandig de maatschappelijke produktie te leiden. Hij zag een dergelijk ontwikkeling op vrij korte termijn. De invoering van arbeidersraden in Joegoslavië zou men een leninistische maatregel kunnen noemen, de Chinezen hebben er dan ook veel waardering voor. Chroesjtsjow denkt er echter niet over om de ideeën van Lenin te gaan verwezenlijken, daarvoor noemt hij zichzelf te graag een realist.
Het Stalinisme kan men als een complex van methoden beschouwen om een machtige industriestaat met een slaafs-gewillige bevolking op te bouwen. En tegen deze methoden heeft Chroesjtsjow absoluut geen bezwaren. In feite gaat zijn kritiek op Stalin helemaal niet diep. Wat hij veroordeelt, vat hij samen in het woord ‘persoonscultus’. Chroesjtsjow voelt meet voor public relations. Dat is moderner en niet zo platvloers. Bovendien past het beter bij de soepelheid, waarmee hij te werk moet gaan.
Chroesjtsjow bezit de bekwaamheid om net op het juiste moment over een gevaarlijke sloot te springen en zijn concurrenten er ondertussen in te duwen. Om maar een voorbeeld te geven: Malenkow deelde in de jaren 1953, 1954 mee dat een kernoorlog onmogelijk was, aangezien geen mens dit zou overleven, en betoogde dat de Sowjet-Unie meer aandacht kon gaan schenken, en moest gaan schenken, aan consumptiegoederen. Beide keren vond hij Chroesjtsjow tegenover zich. De partijleider beweerde dat een kernoorlog het einde zou betekenen van de imperialistische staten, maar de USSR zou de gevolgen beslist te boven komen. Het is bekend wat hij thans beweert, ook al heeft hij zijn kritici, die hem een te zachte en meegaande politiek t.a.v. de kapitalistische staten verwijten, gerustgesteld door het laten ontploffen van een stuk of twintig kernbommen. Na Malenkow's betoog dat de lichte industrie op volle toeren moest gaan draaien, wees Chroesjtsjow met behulp van het partijorgaan ‘Prawda’ op de gebleven belangrijkheid van de zware industrie, die hij nu zo graag ‘ons machtige werkpaard’ noemt. Overigens geeft hij thans toe dat er meer produkten voor dagelijks gebruik moeten komen.
Het nieuwe programma betekent dat Chroesjtsjow in het binnenland de zaken met harde hand moet gaan aanpakken. Er moet keihard gewerkt worden. ‘Twintig jaar is maar een korte periode’ roept hij telkens uit. Zijn wapen is de morele terreur. Wat in Staphorst gebeurde, wil hij in de Sowjet-Unie tot een dagelijkse gang van zaken laten worden. Het ‘collectief’ gaat ingrijpen en de onwilligen straffen. Ook nu worden er nog mensen - vooral nozems - naar correctiekampen gestuurd, maar niet door Chroesjtsjow's geheime politie, maar door bijvoorbeeld de inwoners van een dorp (dorpscollectief). Als in de rechtzaal een zwarthandelaar ter dood wordt veroordeeld - dankzij Chroesjtsjow's wijziging van het wetboek van strafrecht - applaudisseert de publieke tribune. Het collectief is tevreden. Men behoeft maar aan het tumult rond Pasternak te denken, om te weten hoe intens gemeen en goed georganiseerd deze vorm van terreur is. Alle groepen van personen, die iets met elkaar te maken hebben, vormen in de USSR een collectief, dat steevast geleid wordt door een partijlid. Chroesjtsjow is er op uit deze collectieven meer macht te geven, maar stuit daarbij op bezwaren. Soms willen de leden van een collectief eenvoudig niet meewerken.
De destalinisatie van 1956 heeft tot gevolg gehad, dat vele intellectuelen met een morele kater rondlopen. De schrijver Fadejew, die aan het hoofd stond van de bond van schrijvers, zag er geen gat meer in en schoot zich een kogel door het hoofd. Tal van schrijvers en dichters eigenden zich een stukje vrijheid toe en werden door Chroesjtsjow op de vingers getikt. In sommige gevallen tevergeefs.