de tweede kleine kans als een absolute onmogelijkheid. Door de zaken zo extreem te stellen komt hij uit op de remedie van de berusting, van het aanvaarden van het onvermijdelijke, op het gewoon doorleven alsof er niets aan de hand is en tot het is afgelopen. Dat is nauwelijks een remedie, en trouwens ook niet zo bedoeld. Hij beperkt zich meer tot een beschrijving van de naar zijn idee fatale situatie, met als enig verzoek: maak u geen hiernamaalsillusies, want als u dat wel doet bent u dommer dan een schaap en brengt u bovendien de ondergang nog dichterbij dan hij al is. Dat laatste is overigens, als het waar zou zijn, een van de punten waar de vergelijking met de individuele dood niet opgaat. Zij die in een hiernamaals geloven halen daarmee hun dood niet naar zich toe; zij richten hoogstens hun leven anders in.
De enige hoop van Brandt Corstius is gericht op het hedendaagse aequivalent van het wonder: zoals de medische specialisten misschien de individuele dood nog eens zullen weten te voorkomen door het levenselixir, zo zullen de volken hun gemeenschappelijke ondergang misschien nog eens kunnen ontlopen, wanneer de politieke specialisten het geheim van de permanente, afdoende ontwapening ontdekken.
Hij komt tot deze constructie onder andere uit ergernis over de schuilkelderrage in de Verenigde Staten. Het bouwen van schuilkelders en het uitdelen van B.B.-adviezen staat voor hem gelijk met het vervaardigen van atoombommen. Beide activiteiten zouden de vernietiging in de hand werken, want wie wat maakt wil het ook gebruiken en wie probeert te wennen aan het idee van een atoomoorlog, en daarbij rekening houdt met overlevingskansen, draagt ertoe bij dat zo'n oorlog eerder uitbreekt. Het is een wonderlijke redenering, die zich bovendien tegen hemzelf keert. Want dan zou degene die probeert te wennen aan het idee van de ondergang ook die ondergang versnellen.
Harry Mulisch heeft in een pamflet op dezelfde manier gereageerd op de voorzorgsmaatregelen
die de B.B. aanraadt, maar zijn conclusie is een andere. Hij citeert op de linker bladzijden de Openbaring van Johannes, waarin de Apocalyps voorspeld en beschreven wordt, en hij geeft rechts zijn Wenken voor de bescherming van uw gezin en uzelf, tijdens de jongste dag. In een ‘moraal’ op de laatste pagina schrijft hij: ‘Deze uitval is gericht op de even goedbedoelde als funeste insinuaties van de z.g. “Bescherming Bevolking” als zou er een redelijke mogelijkheid bestaan, een volgende oorlog te overleven. Door het verspreiden van deze illusie wordt de volgende oorlog gebagatelliseerd en daardoor dichterbij gebracht’. Ook bij hem dus de verontwaardiging over de mensen die zich in overlevingskansen verdiepen en daarmee de catastrofe in de hand zouden werken. Zijn raad is niet berusting, en het wonder waarop hij hoopt is niet ontwapening, maar ‘een kollektieve angstaanval, een staking der totale wereldbevolking, een massale demoralisatie en chaos, waarin nu het enige behoud van het menselijke geslacht schuilt’.
Prof. Röling denkt in andere termen en in een andere richting. Hij wekt niet op tot berusting - onverschilligheid, zegt hij, zou wel eens een van de voornaamste oorzaken van een atoomoorlog kunnen zijn -, niet tot staking, maar tot de beoefening van een wetenschap, die verschijningsvorm, functie, oorzaken, werking en voorkomingsmiddelen van de oorlog zou moeten onderzoeken. Die wetenschap zou bijdragen tot het ontstaan van de bereidheid een ‘effectief vredes-volkenrecht’ te accepteren, ‘de rechtsvorm en de organisatievorm [-] die adequaat is aan de feiten van deze wereld’. Hij schrijft: ‘De totale oorlog schept de behoefte aan de totale vrede’, en even verder: ‘Vrede kan, in het tijdperk van de koude oorlog, het best worden gekenmerkt als “voortzetting van de oorlog met andere middelen”, terwijl “totale vrede”, juist om zijn diep ingrijpende consequenties, een begripsbepaling behoeft, die niet aan de vijandschap is ontleend, maar aan de vriendschap’. In het laatste deel van zijn beschouwing zegt hij: ‘Ook zonder nader onderzoek is duidelijk: de keuze waarvoor de mensheid staat is de wereldrechtsorde of de ondergang’.
Een bezwaar tegen de gedachte, dat de wetenschap van de oorlog, de polemologie, zou kunnen helpen een atoomoorlog te voorkomen, is dat het verschijnsel dat men bestuderen en bestrijden wil niet zozeer te weinig bekend is, maar zich zelfs nog nooit heeft voorgedaan. Wij weten niet hoe een