Kort commentaar
Pover
Het guldentje van Beerman is van de socialisten een onhandige manoeuvre geweest. Ondanks de ernstige bedoelingen is het een grapje geworden, dat alleen maar in het voordeel van de minister heeft gewerkt en hem als een soort humorist heeft doen triomferen. De theorie van de socialist Kranenburg, dat de laatste motie-Van Doom feitelijk een motie van afkeuring was, klonk ook niet erg overtuigend en zo heeft de fractie van de PvdA bij justitie een vrij pover figuur geslagen. Wederom: ten voordele van de minister, die zo een succes toch werkelijk niet verdient. Telt men daarbij nog de terugtocht van de KVP na al haar kritiek op het spijtoptantenbeleid (die moties waren toch feitelijk ook onhandig geknoei), dan rijst Beerman op als een machtig man, die de Kamer in zijn greep heeft.
Daarvan raakt deze minister ook wel overtuigd, want over de zaak-Staphorst heeft hij zeer vreemde dingen gezegd, zonder dat hij in het nauw werd gebracht. Het is natuurlijk in strijd met zijn positie, wanneer een minister van justitie verzachtende omstandigheden aanvoert voor een groep rabiaten, die eigen rechter spelen. Een volksgericht past niet in een rechtsstaat en een O.M., dat niet onmiddellijk maatregelen neemt, maakt zich schuldig aan nalatigheid. De welwillende toon, waarmee men in sommige christelijke kringen over dit ‘frisse’ volksoordeel spreekt, geeft blijk van de ware aard van een zeker soort vrome mensen. Er was niets schilderachtigs aan de wraak-uit-verveling van een groepje onderontwikkelden. Het was gewoon een onsmakelijke en bijna criminele vertoning, waarbij het plaatselijk gezag en de betrokken officier van justitie hebben gefaald.
En een minister van justitie moet dan niet met een onbetekenend citaatje komen uit een Engels zondagsblad, maar in de volksvertegenwoordiging duidelijk zijn afschuw te kennen geven. De heer Beerman zal door de niet-confessionelen moeten worden gedwongen rekenschap af te leggen van het slappe justitiële beleid in deze affaire.
A.F.L.