Vanuit de provincie
J. Pen
Over het lot dergenen, die als Nederlanders buiten de randstad wonen, heerst grote onzekerheid. In Amsterdam en Den Haag wordt wel gemeend, dat wij ten noorden en oosten van de IJsel, een bij uitstek rustig bestaan leiden, gekenmerkt door bezigheden die met de landbouw verband houden: ofwel het zware, doch gezonde ploeterwerk op de akker en bij de koeien; ofwel de wandeling in de ruime dreven, waarbij terloops de stand van het gewas wordt beoordeeld of een traag gesprek gevoerd met de eigenlijke agrariërs. Dat is een benijdbaar bestaan, blijkbaar. Het steekt wel zeer af bij het nerveuze stadsleven. Anderzijds bestaat ook het vermoeden, dat wij hier, bij ontstentenis van toneelpremières, stimulerend cafébezoek, de laatste mode en concerten die het aanhoren waard zijn, half doodgaan van verveling. Menig bezoeker van Helpman (Gr) spreekt er zijn oprechte verbazing over uit, dat hier zo fiks in de huiselijke kring wordt gemusiceerd (hij had bij twee mensen een viool - twee violen dus, om met Kan te spreken - zien hangen) of dat de gezelligheid en het ongedwongen onderling verkeer hier zo hoog zijn ontwikkeld. Op het laatste antwoord ik in de regel, dat de mindere afleiding ten plattelande ons wel dwingt tot zulke vormen van vrije-tijdsbesteding. Allerwegen wordt trouwens Groningen geroemd als een aardig stadje, maar dan spreekt men ook al niet meer over de provincie.
Het spiegelbeeld van deze ideologieën valt aan deze kant van de demarcatielijn aan te treffen. Holland is te vol, verzucht de Noorderling, die een hele dag in het westen heeft doorgebracht, in casu met vergaderen in een volle en rokerige vergaderzaal, met lunchen in een vol restaurant, en met enkele korte tochten over straat, die op het spitsuur vallen. Hij is blij weer thuis te zijn, want daar kan hij ademhalen. En omgekeerd worden sommige nieuwe provincialen alleen van de dood-door-verveling gered door hun mijmeringen over het bruisende stadsleven elders, en door periodieke tochten naar Amsterdam om kleren te kopen en naar de schouwburg te gaan.
Tussen deze uitersten liggen nog wel andere standpunten, maar deze dragen slechts bij tot de verwarring. ‘Tussen de rails’ heeft ettelijke reportages gewijd aan die aardige stadjes, die om strijd, bij monde van hun burgemeesters en hun nieuwe ingezetenen, laten merken hoe bij de tijd ze zijn en hoe bij de tijdser zij nog denken te worden. De gymnastiekleraar A., hoewel afkomstig uit Rotterdam, verklaart dat hij niet meer terug zou willen. Ook Mevrouw A., terecht trots op haar nieuwe woning, is heel tevreden. Men kan hier werkelijk heel goed winkelen.