modernisme dat niet uit noodzaak geboren leek maar uit de behoefte om ‘het weer eens geheel anders te doen’, wat de burgerman altijd epateert.
Wat kregen we ditmaal te zien? In een (door onvermelde oorzaken) uitgestorven wereld leven alleen nog de verlamde Hamm, zijn zwakzinnige knecht Clov en Hamms Vader en Moeder die bij een tandemongeluk hun benen hebben verloren en daarom in een tweetal vuilnisemmers huizen. O ja, Hamm is nog blind ook en kan alleen maar slapen als hij pillen krijgt die echter op zijn. Het is dus zonder meer duidelijk dat Hamm het niet prettig heeft. Maar welke relatie onderhoudt deze toestand dan ook met de werkelijkheid en op welke grond maakt Hamm dus aanspraak op ons medelijden?
Het kan niet ontkend worden dat Beckett in dit stuk een bijna tastbare sfeer van verveling en ergernis weet op te roepen, die het resultaat is van het uitzichtsloze wachten op een niet komende verlossing. Maar hij verkrijgt dat resultaat niet anders dan door het stuk zelf uitermate ergerlijk en vervelend te doen zijn. Eindeloos zijn de herhalingen en irritant langdradig de verhalen, door een totaal ontbreken van draad of lijn in de handeling. Zijn kunst wordt daardoor een soort ontkenning-vankunst, net als het schilderij van een schilder zou zijn, die de Eindeloosheid zou willen uitdrukken door een doek van dertig vierkante kilometer vol te verven. In de beperking toont zich het meesterschap; de Kunst is om een op zich zelf niet-zinledige vorm te vinden voor het uitdrukken van zinloosheid en verveling uit te beelden in een verhaal dat zelf niet verveelt (Om maar eens lukraak een naam te noemen: zoals Tsjechow doet in De drie Zusters). Geen enkel element in dit soort dramatiek maakt de indruk onmisbaar te zijn en menig detail (Clov heeft bijvoorbeeld schaamluizen en staat zich daarterplaatse dus ongegeneerd te krabben) lijkt niets anders dan een show voor de galerij in de trant van ‘Kijk eens hoe genadeloos ik afreken met alle burgermansfatsoen.’ Nu biedt dit vage, uren durende gepraat natuurlijk ruim gelegenheid om naar hartelust iedere diepzinnigheid die men wil, hinein te interpretieren (een tandemongeluk - kijk eens aan! Vuilnisemmers - tjonge, da's niet mis! Hamm speelt nog, maar met een speelgoedhond - ai)! maar ik pas voor de eer om Beckett op die manier het halve werk uit handen te nemen.
Zolang Beckett daarop blijft speculeren - en dat doet hij - wacht ik liever tot hij eens met een duidelijke uitspraak komt, dan ben ik bereid hem te bestrijden; nu kan ik niet anders doen dan zijn vormeloze structuur verwerpen, en het element van charlatannerie, dat uit zijn werk zo duidelijk spreekt, aan de kaak te stellen.
Ik kan namelijk niet nalaten mij Beckett voor te stellen zoals hij zich in de coulissen gniffelend in de handen staat te wrijven omdat hij al weer een volle zaal gestrikt heeft om naar zijn helle waanzin te komen luisteren, en dat gun ik hem niet.