met enige bijstand van de O.A.S.-cellen in het moederland - een nationale regering zou kunnen worden gevormd van het voldongen feit. Sympatiserenden, solidariserenden en accomoderenden vindt men in all partijen, van uiterst rechts tot in het hart van de S.F.I.O. Het hoeft geen betoog dat deze tweede versie, zowel voor de binnenlandse als voor de internationale politiek, niet minder catastrofaal zou zijn dan de eerste.
Politieke prognoses bevatten altijd een grote dosis onzekerheid, speciaal in Frankrijk, en in het bijzonder bij de franse rechtervleugel, waarvan de politieke onmacht en de afwezigheid van politiek leiderschap (in tegenstelling tot literaire prominentie) traditioneel is. De algierse lobby is dan ook in wezen geen revolutionair complot, maar een pressie-groep, die alleen door de desintegratie van de franse staat een subversief karakter heeft gekregen; zij heeft een uitnemende kennis van revolutionaire tactiek ontwikkeld, maar haar politiek programma is zowel rudimentair als kinderachtig. Nemen wij nog in aanmerking het échec van de april-putsch (dat wil zeggen: zowel het falen van de generaals als de grote kansen op succes die daarbij aan de dag zijn getreden), brengt men verder in rekening dat sindsdien het zelfvertrouwen van de extremisten wel enige schokken heeft opgelopen maar hun activiteit daardoor niet zichtbaar is verminderd, dan blijft er geen andere conclusie dan dat wij het niet weten. Trouwens, niet ònze calculaties zijn in dit verband van belang, maar de calculaties, of de misrekeningen eventueel, van de samenzweerders zelf. Voor het ogenblik is het voldoende vast te stellen dat nog altijd de algerijnse situatie kan uitlopen op een catastrofe van niet te voorspellen omvang.
Onder deze omstandigheden heeft oud-premier Mendès-France zijn oproep gelanceerd voor een nationaal réveil. Hij baseert zich op de overweging dat het regiem van De Gaulle heeft afgedaan en dat er een nieuwe regering moet worden gevormd, met als drieledig doel: het afwenden van de catastrofe, de beëindiging van de algerijnse oorlog en het funderen van een nieuw democratisch bestel. Hij gaat er terecht van uit dat de klassieke partijen voorgoed zijn gediscrediteerd, en zoekt daarom een grondslag in de nog vitaal gebleven organisatiekernen zoals de vakbonden en beroepsorganisaties, ideële en religieuze groepen, de coöperaties, de jeugdbeweging en dergelijke. Zijn belangrijkste punt is, dat een nationale aaneensluiting de extremisten afdoende zou demoraliseren. Zijn zwakste punt: de reële mogelijkheden om de natie niet alleen tegen de O.A.S., maar tevens tegen De Gaulle te mobiliseren. De beslissingsmacht weer in eigen handen nemen, over alle gevestigde autoriteit en alle gevestigde schisma's heen - dat vereist een krachtige injectie van zelfvertrouwen. Wie is Mendès-France?
In een wereld van mythen en illusies, de discipline van het intellectueel geweten. Politiek als vak, met de dwingende conclusies van een begaafd intellect. Maar kan men regeren zonder appèl aan de diepere bewustzijnslagen van de massa? Zijn breuk met De Gaulle, nog in het pathos van de nationale bevrijding: meer dan een zakelijk verschil - een oordeel dat definitief zal blijken. De criticus op de achterbank, ontzien, maar buiten spel, al die jaren van chaos en paniek, tot aan het twintigste kabinet. En eindelijk een mandaat, waartoe? Om de Republiek te verlossen van haar hypotheken. De oorlog in Indo-China, het dilemma van de Europese Defensiegemeenschap met harde hand geliquideerd. Een demonstratie van mogelijkheden; maar de gedesintegreerde natie laat zich niet imponeren. Als hij zijn werkelijke programma aanvat verbrokkelt zijn machtspositie onder sijn eigen gewicht. Terug naar de achterbank, en als De Gaulle terugkeert, diens eerste criticus. Een kleine aanhang: intellectuelen van de na-oorlogse generatie. De man heeft te vaak gelijk gehad: het wordt hem niet licht vergeven.
Hij heeft, op grond van deze ervaringen, zijn persoonlijke werfkracht in elk geval niet overschat. Voor zijn nationaal réveil heeft hij aanvankelijk de steun gezocht van andere politieke prominenten; in de eerste plaats bij de man die zijn fatum is, de leider van de socialisten Guy Mollet. Het doel van dit contact was duidelijk tweeledig. De adhesiebetuiging had niet alleen de werfkracht van zijn oproep versterkt - en dit succes had mogelijk verdere adhesie uitgelokt -; tegelijkertijd zou ook een psychologische rem zijn opgeheven. Want de S.F.I.O. is - afgezien van de communisten - de enige partij die nog op een sterke discipline kan bogen, hoeveel sleur daarin ook verdisconteerd mag zijn. De instemming van de leiding zou een vrijbrief zijn geweest om aan een heroriëntering mee te werken. Maar zover is het niet gekomen. Mollet zei ja noch nee, en lanceerde onderwijl een eigen denkbeeld: de vorming van een kartel van democratische partijen. Zo wordt er dus nu gewerkt aan twee concurrerende réveils. Terwijl Mendès-France het land rondtrekt om, nu uitsluitend op eigen gezag, een democratisch front tot stand te brengen buiten