Korte commentaren
Toenemend radicalisme
Het is nu dus duidelijk, dat de komende loonsverhogingen in Nederland veel geringer zullen zijn dan men had gehoopt. Aangezien aan het eind van dit jaar het grootste gedeelte van de lopende c.a.o.'s zal moeten worden vernieuwd, zal er onrust ontstaan. Of die onrust tot stakingen zal leiden, is nog niet te voorzien. Voor een gedeelte hangt dit af van de leiders van de bonafide vakbonden, voor een misschien nog groter gedeelte van de invloed, die de meer radicale elementen in de georganiseerde arbeiderswereld in de laatste twee jaar hebben gekregen. Die radicalisering is in de eerste plaats natuurlijk een gevolg van de loonpolitiek van de regering, die veel te economisch wordt gevoerd en te weinig sociaal. Economische politiek kan men bedrijven en zelfs zeer goed met wetenschappelijke gegevens - het begrip sociaal is niet alleen rationeel, doch ook (in hoge mate) irrationeel. Een reële loonsverhoging is voor een werknemer iets reëels, hoe vreemd een minister, die een knappe econoom is, dat ook zal vinden, wanneer hij zijn ogen strak gericht houdt op de cijfers, geestelijk gesterkt door de dogma's van prijsbeleid en produktiviteit. Het is de grote fout van het kabinet, dat men bij het nieuwe loonbeleid geen rekening wenst te houden met de psychologische factor, met het simpele feit, dat de overgrote meerderheid van de werknemers zich minder interesseert voor de economische beschouwingen van De Pous dan voor het geld, dat men ontvangt.
De nieuwe minister van sociale zaken, ook een econoom en oud-staatssecretaris van De Pous, zal blijkens zijn mededelingen van verleden week geen wijziging brengen in het vaak en heftig bekritiseerde beleid van Van Rooij. Dat is ook niet zo vreemd, want de heer Veldkamp, hoewel hij a priori is gekenschetst als een uiterst bekwaam minister, is evenmin een staatsman als zijn voorganger. Hij is een technicus, doorkneed in de details van de sociale vraagstukken, maar getogen als ambtenaar. Een goede bureaucraat, zeer nuttig voor het technisch manoeuvreren met de kinderbijslag, maar geen man van wie een persoonlijk sociaal beleid is te verwachten. Hetgeen dan is gebleken.
Mag men dus de radicalisering, de waarschijnlijk toenemende radicalisering aan de psychologische fouten van de regering wijten, ook de bestuurders van de drie vakorganisaties gaan niet vrij uit. De afstand tussen de hoofdbestuurders en kleinere bestuurders enerzijds en de werknemers anderzijds is steeds groter geworden. Van de krachtige solidariteit uit de strijdperiode is niet veel meer over dan het abstracte begrip.
De jarenlange vaak kritiekloze steun aan de sociale politiek van rooms-rode kabinetten wreekt zich. De emotionelen, die het radicale deel vormen, zullen straks de schuld geven aan de bestuurders, die op hun beurt de vuist zullen ballen, eerst tegen de communisten en dan tegen de regering. Maar in wezen bestaat er tussen hen en de regering geen verschil: zij zijn slechte psychologen.
A.F.L.