sociale leven. En nee, omdat in Israël de betrekkelijke geslotenheid van de groep, die kenmerkend is voor de joodse gemeenschappen in de diaspora, komt te vervallen en daarmee tevens de geloofsprikkel, gevoed door een traditionalistisch milieu en/ of de culturele minderheidspositie waarin de groep zich tegenover de buitenwereld bevindt, wordt verzwakt. Zo staan de vrome Jemenieten nog wat onwennig tegenover het westers-rationele Israël, terwijl zich vooral bij hun kinderen een grote omschakeling zal voordoen. Anderzijds vindt men in de wijk Mea Shearim in Jeruzalem de groep van oorsprong Poolse joden, die daar al een eeuw of langer wonen en welke sindsdien in dezelfde klederdracht gehuld gaan: mannen met grote zwarte hoed en pijpekrullen, verder een lange donkere jas. Door haar geworteldheid en haar vestiging in Palestina lang vóór de massale immigratie is deze groep nu tot een minderheidspositie teruggedrongen; zij verzet zich nog hardnekkig tegen bepalingen van de nieuwe staat die tegen haar streng-orthodoxe opvattingen indruisen en is slechts noodgedwongen overgegaan tot erkenning van de staat.
In de kibbutz hebben zich geleidelijk aan veranderingen voltrokken. Opgezet uit idealisme door pioniers met weinig middelen, was het in het begin mogelijk om een puur collectivistische productie- en consumptie-gemeenschap te hebben, waar ieder inbracht naar vermogen en nam naar behoefte. In die begintijd zorgde men ervoor, dat alle kleren eender waren en dat zij na de was van drager verwisselden opdat men er niet aan zou gaan hechten en ze als persoonlijk eigendom beschouwen. Daarvoor in de plaats moest echter een systeem van rantsoenering van gebruiksartikelen komen, waarbij ieder van alles evenveel kreeg. Maar nu bleek, dat de een in zijn werk meer schoenen versleet en de ander meer broeken. Nodig werd dus, een beperkte keuze toe te laten binnen bepaalde groepen van artikelen. De volgende en voorlopig laatste stap bestond uit het inwisselbaar maken van alle artikelen, waarbij ieder kibbutz-lid in een boekje het aantal punten laat noteren waarvoor hij goederen heeft betrokken. Dit is echter vrijwel hetzelfde als een geldhuishouding en, naar men ons in een ‘liberale’ kibbutz vertelde, het ligt voor de hand dat men uiteindelijk op geld overstapt. Een van de voornaamste obstakels is daarvoor het overwinnen van de geldloze kibbutz-ideologie.
Ook in ander opzicht verandert het karakter van de kibbutz, in de een uiteraard vlugger dan in de ander. Men eet nog wel gemeenschappelijk, maar maakt thuis ook hapjes klaar. De kinderen komen vaker thuis ‘logeren’, waarvoor men al meer en meer permanente voorzieningen treft.
Soms wordt de kibbutz verlaten door mensen die het psychisch niet tegen het gemeenschapsleven kunnen bolwerken en, zoals zij zeggen, hun eigen fouten willen kunnen maken. Als tegenwind hebben langzamerhand radio's, pick-ups en boeken hun intrede in de individuele woningen gedaan.
De kibbutz heeft een tegenhanger gevonden in de moshav, waarvan er twee soorten zijn. In de ene wordt gemeenschappelijk geproduceerd en vindt een periodieke winstverdeling plaats, in de andere werken individuele boeren voor bepaalde taken in cooperatief verband. In beide bestaat een ‘normaal’ gezinsleven. Nieuwe kibbutziem zijn vooral van betekenis in de primitieve ontwikkelingsgebieden en aan de grenzen, waar zij niet in de laatste plaats een militaire functie hebben (langs de Gaza-strook is er een op elke twee kilometer, terwijl ze elders vaak pal tegenover een Arabisch dorp aan de overzijde van de grens zijn geplaatst). Sommige politici ontlenen een zeker prestige aan het feit dat zij als pioniers enige tijd tot een kibbutz hebben behoord. Politieke partijen zijn geaffilieerd aan verschillende kibbutz-organisaties (niet andersom), tussen welke de partijstrijd vrij fel kan zijn.
Boeiend was de tocht die we met een oude stadsbus vanuit Jeruzalem naar de Dode Zee maakten. In korte tijd volgden elkaar zeer verschillende landschappen op: naaldbossen, akkers, steppen en dan niets meer, d.w.z. de kale vlakten van de woestijn van Judea. Maar dan zien we de eerste kameel en iets verderop nog twee en aan de andere kant vijf. Ze worden trots bereden door Bedouïnen, die ze naar een drinkplaats brengen. Alle touristische sentimentaliteit ten spijt, dit is een meesterlijk schouwspel. ‘De woestijn is mijn huis’, aldus de gedachte van een Bedouïn, die sterke weerstand biedt tegen pogingen om hem tot permanente landbouwvestiging te brengen of om hem binnen de voor hem niet bestaande landsgrenzen te houden.
Iets verderop verschijnt een eind van de weg af een enorm fabriekscomplex. ‘Dat is
De tekeningen in dit nummer zijn van Slachters Keesje