Algemeen Handelsblad - blijkbaar niet verbaasd zich samen te vinden - van een zendmachtiging voor het exploiteren van een commerciële radio-omroep. De door beide naamloze vennootschappen op te richten Onafhankelijke Radio Omroep wil in aanmerking komen voor de verzorging van een derde radioprogramma (via een derde FM-net, waarop Nederland volgens de internationale overeenkomsten recht heeft), ‘bestemd tot bevrediging van in het Nederlandse volk levende culturele behoeften’, en van ‘reclameboodschappen die een beperkt deel van de zendtijd in beslag nemen en die niet tijdens doch tussen de programma's zullen worden uitgezonden.’
In februari, bij de indiening van hun nota inzake reclametelevisie, hebben de staatssecretarissen van O.K. en W. en economische zaken laten weten dat de regering voor reclameradio niets voelt. Men kan zich afvragen in hoeverre dit standpunt, nu door de invoering van frequentie-modulatie de mogelijkheden tot het uitzenden van meer dan twee radioprogramma's er zijn, principieel-juridisch te handhaven is. Aan de andere kant dient men zich te realiseren, dat ondanks die FM niet een onbeperkt aantal radioprogramma's naast elkaar nationaal (in het gehele land te ontvangen dus) kan worden uitgezonden. (Wel is ook praktisch de interessante mogelijkheid geopend voor lokale of regionale radiostations).
Juist omdat ik meen dat de behoefte aan een derde radioprogramma een reële is, mits dit derde programma duidelijk het karakter van een ‘third programme’ heeft, zou ik het betreuren als de exploitatie daarvan werd gegund aan twee willekeurige dagbladondernemingen. Het is duidelijk, dunkt me, dat voorziening in de culturele behoeften van dat deel van het Nederlandse publiek dat er in de twee Hilversumse programma's niet of nauwelijks aan te pas komt van de ORO niet verwacht kan en ook niet verwacht mag worden.
De twee huidige radioprogramma's worden uitsluitend, althans vrijwel uitsluitend, bekostigd uit openbare fondsen (verplichte luisterbijdragen). Daarom lijkt het mij eenvoudig een kwestie van billijkheid dat een hiertoe geëigend, onafhankelijk orgaan de mogelijkheid krijgt om uit diezelfde openbare fondsen een ‘third programme’ te verzorgen dat voorziet in de behoeften van een relatief klein, maar belangrijk deel van het luistergeld betalende publiek. Een programma dat - ik heb het eerder in het Hollands Weekblad al eens betoogd - slechts enkele uren per dag (in de avond) in de lucht zal behoeven te zijn, maar dat in die uren kwalitatief hoogwaardige uitzendingen zal dienen te bevatten.
Aan de commissie-prof. Scholten heeft staatssecretaris Scholten onder meer gevraagd, of er aparte wettelijke voorschriften dienen te komen voor radioprogramma's die eventueel naast de bestaande twee programma's worden uitgezonden. In zijn toelichting stipt de staatssecretaris de mogelijkheid aan dit derde programma door een andere instantie dan de bestaande omroepverenigingen te doen verzorgen. Hij vraagt voorts of bij het verlenen van zendtijd voor een derde programma bepaalde eisen betreffende de inhoud dienen te worden gesteld.
Ik kan me nauwelijks voorstellen, dat deze vraag slechts de twee dagbladondernemingen tot het indienen van een aanvraag voor een zendconcessie heeft geïnspireerd.
Slechts een paar aspecten van het gistingsproces in en om de vaderlandse omroep heb ik aan de orde willen stellen. Enkele andere - ik denk aan de dezer dagen openbaar gemaakte visie van de VPRO op reclametelevisie - verdienen stellig nog nadere aandacht.
Eén radioinstituut heeft zich buiten alle gekrakeel weten te houden: de voortreffelijke Wereldomroep, die vorige week zijn eerste eigen huis heeft betrokken. Verwacht mag worden, dat voor de Wereldomroep binnenkort een financieringsregeling getroffen kan worden die de onafhankelijkheid van de overheid garandeert. Omdat deze onafhankelijkheid voor de Wereldomroep ten minste even belangrijk is als voor de binnenlandse omroep is het zaak dat rechtstreekse afhankelijkheid van 's rijks schatkist wordt voorkomen.
Alle gisting heeft overigens nog eens helder in het licht gesteld hoe belangrijk de taak van de commissie-prof. Scholten is. Moge het door haar uit te zetten bestek geen gegist bestek zijn, maar een duidelijke beleidslijn.