dam met goedkeuring van de bisschop van Haarlem en het nihil obstat (geen bezwaar) van de overige bisschoppen een studententehuis gaat vestigen. Het Vaderland heeft er een felle aanval op gedaan als op een soort r.k. vrijmetselarij, die allerlei sleutelposities in handen tracht te krijgen om daardoor de macht en de invloed van de R.K. Kerk in de samenleving te verstevigen en uit te breiden, en De Tijd-Maasbode van 7 oktober bevatte een artikel dat in een verdedigende toon was gesteld, maar waaruit men toch de indruk krijgt dat de bedenkingen van het eerstgenoemde blad - om het zacht uit te drukken - niet helemaal ongegrond waren. Daar is allereest de Spaanse oorsprong van dit ‘saeculier instituut’. De oprichter ervan is een zekere dr. José Maria Escriva de Balaguar en niet ontkend kan worden dat deze een militant fascist was, die zijn medewerking aan ‘de meest fascistische politieke dagbladen en tijdschriften’ heeft verleend, als ook dat de organisatie, die in Spanje banken, filmbedrijven, kranten en periodieken, scholen, de boekencensuur enz. in handen heeft - De Tijd-Maasbode geeft een indrukwekkend lijstje - met het Franco-regiem samenwerkt. Maar ja, zegr dit blad, wie werkt er in Spanje niet met Franco samen? (De Baskische priesters, dacht ik, niet). Dat doen ze alleen maar om het heersende regiem ‘van binnen uit te veroveren teneinde het recht te buigen in de richting van een monarchale staatsvorm, die men zodoende zonder een revolutie hoopt te bereiken’. En dan, ‘is het niet beter dat deze posities’ - sleutelposities in staat en maatschappij - ‘in handen zijn van lieden die hun beroepsarbeid als een zelfheiliging en tevens als een apostolaat opvatten’
- van goede, militante, om niet te zeggen fanatieke rooms-katholieken dus - ‘dan in handen van profiteurs, communisten, vrijmetselaars?’ Ja waarachtig, het staat er! Als deze brave roomsen al die beheersende posten en vette baantjes niet bezetten komen ze in handen van profiteurs, communisten en vrijmetselars, en als U, geachte lezer, geen communist en geen vrijmetselaar bent, dan weet U nu waartoe U door de redactie van het voornaamste r.k. dagblad hier te lande gerekend wordt.
Overigens moet men niet denken dat ook deze redactie geen bezwaren heeft. B.v. tegen de geheimzinnigheid, waarmee Opus Dei meent zich te moeten omringen. In het door de stichter geschreven boekje ‘De Weg - ‘de Bijbel van de beweging, kan men wel zeggen’ - worden aan de leden 999 instructies gegeven en nummer 840 daarvan luidt: ‘Laat uw hoedanigheid onopgemerkt blijven, zoals die van Jesus was gedurende dertig jaren.’ Hetgeen door De Tijd-Maasbode aldus wordt gecommentarieerd: ‘Het zal wel zo zijn dat de leden hun lidmaatschap niet mogen loochenen, maar dat zij er toch ook niet mee te koop behoeven te lopen.’ Ik lees er méér in. En wie wel eens van de reservatio mentalis heeft gehoord weet dat er tussen loochenen en er mee te koop lopen nog allerlei uitwijkmogelijkheden zijn. Maar afgezien daarvan: waartoe die geheimzinnigheid? Is Opus Dei (het werk van God) een werk dat het daglicht niet verdragen kan? In de Bijbel staat ergens (Joh. 3:20): ‘Ieder die slecht handelt heeft een afschuw van het licht en gaat niet naar het licht toe uit vrees dat zijn werken openbaar gemaakt worden’.
Verder stelt De Tijd-Maasbode - die eer zij haar gegeven - nog enige zeer ter zake zijnde vragen aangaande de opvolging der z.g. drie evangelische raden, waartoe de leden zijn verplicht, nl. die van kuisheid, armoede en gehoorzaamheid. De eerste laat ze liggen, maar omtrent de beide andere vraagt zij: ‘Wat is precies de inhoud van de gehoorzaamheidsbelofte? En ook: wat is dan precies de praktijk van de gelofte van armoede? Betekent deze laatste, dat de centrale organisatie beschikt over het overtollig inkomen van veel van haar leden?... Hoe wordt dat vermogen besteed?’ Ik geloof niet dat er op deze vragen ooit een antwoord komen zal. Maar dat ze gesteld kunnen worden is al voldoende om Opus Dei met een zeker wantrouwen te bekijken, vooral als we vernemen dat veel Spaanse leden er ‘in ieder geval sterk Spaans-traditionalistische politieke inzichten op na houden’ en dat, al laat deze organisatie officieel zijn leden in politicis vrij, ‘de diversiteit van politieke meningen binnen Opus Dei bepaald geen opvallende trek is’. Het kan zijn dat ik wat voorbarig oordeel, maar dan weet ik al genoeg. En als daarom het Amsterdamse (en tegenwoordig ook Rotterdamse) r.k. blad ten slotte vraagt: ‘Moet nu de hele beweging van Opus Dei verder gekortwiekt worden omdat zij van Spaanse oorsprong is en omdat Spanje nu eenmaal een geïsoleerde positie in deze wereld inneemt?’ ben ik geneigd hardop ja te zeggen, natuurlijk. Maar ‘zijn ook de orde van de H. Dominicus en die van Sint Ignatius niet uit Spanje uitgestroomd over de wereld?’ vraagt het blad dan verder. Inderdaad, maar weet dit blad dan niet dat in de tijd van de Hervorming de Dominicanen de ijverigste inquisiteurs waren en daarom in de volksmond Domini canes (jachthonden des Heren) werden genoemd?