Van en over Burger
A.F. Luyendijk
Algemene politieke beschouwingen in ons land zijn niet zo belangrijk als men denkt. Zij zijn een gelegenheid voor de Kamer om scherpe en ook vriendelijke ‘waarheden’ te vertellen zonder dat er grote consequenties aan verbonden zijn. Bij alle andere discussies over wetsontwerpen en begrotingen moet men veel voorzichtiger zijn. Politieke beschouwingen kunnen boeiend zijn, wanneer welsprekendheid en intelligentie de discussie opfleuren, maar meestal zijn zij vlak en spoedig vergeten. Politieke beschouwingen zijn heel zelden in onze parlementaire geschiedenis beslissend geweest voor de positie van een kabinet. In de zeer recente historie is een duidelijk voorbeeld: na de algemene beschouwingen in 1958 waren er geen indicaties voor de kabinetscrisis, die een paar maanden later een einde zou maken aan het kabinet-Drees. Er werden minder prettige dingen verkondigd, maar dat was niet exceptioneel. Dat lag in de politieke situatie besloten, die wat moeilijker was geworden door de raads- en statenverkiezingen in de eerste helft van het jaar, die in een verlies voor de socialisten en grote winst voor de liberalen hadden geresulteerd. Het echte conflict begon op een middag in oktober bij de behandeling van de Wet vervreemding landbouwgronden, een verlengingsontwerp, dat helemaal niet tot de primaire politieke verbeelding sprak en waarvan alleen deskundigen de details begrepen.(De zeer moeilijke wet is wel degelijk belangrijk, èn politiek èn sociaal-economisch. Dat zal over enige tijd weer blijken, wanneer zij opnieuw in de Kamer komt). Bij de algemene beschouwingen was deze wet geen onderwerp van discussie geweest. De belastingmaatregelen van Hofstra, directe oorzaak van de crisis van 1958, waren evenmin object van scherpe discussies geweest. En de woningbouw, die verleden jaar tot de schertscrisis leidde, had men daarover bij de algemene beschouwingen ruzie gemaakt?
Zo heeft men verleden week niet getwist over: de kinderbijslagverzekering, de mammoetwet, de reclametelevisie (ja, terloops), de loonpolitiek, de belastingverlaging. Alle kwesties, die in de loop van het zittingsjaar plotseling van grote politieke betekenis kunnen blijken te zijn. Als men al die onderwerpen buiten zijn conclusies houdt, kan men inderdaad beweren, dat het kabinet- De Quay stevig in het zadel zit. Daar komt nog het fantastische novum bij, dat De Quay zich zo goed heeft ontwikkeld als spreker en vol zelfvertrouwen het beleid heeft verdedigd. We zijn er dus! Het kabinet haalt 1963. Ik heb er geen bezwaar tegen, maar ben nog te sceptisch om het te beamen.
Nieuwe plannen treft men in de verschillende begrotingen vrijwel niet aan. Dat is niet vreemd, want er liggen nog zoveel zaken op afhandeling te wachten, dat respijt noodzakelijk is.
Nieuw en heel belangrijk is natuurlijk het plan-Luns. Ik hoef niet in details te treden van dit plan. Zelfs de grootste tegenstander van dit kabinet zal niet kunnen ontkennen, dat de regering met dit plan een goede beurt heeft gemaakt. Twijfel aan de ‘animus’, die aan het plan ten grondslag ligt, blijft mogelijk, maar het zijn niet per se goede bedoelingen, die tot een aanvaardbaar resultaat in de politiek leiden. Politiek is en blijft machtsstrijd op een zo beschaafd mogelijk niveau.
De socialist Burger twijfelt aan de bedoelingen van de regering, hoewel hij het plan zelf niet slecht vindt. Dat is zijn goed recht. Maar onder de kabinetten-Drees is nooit een plan geschapen en had men alleen maar boze bedoelingen. De breuk met Indonesië dateert uit die tijd (conferentie te Genève). Al heeft minister Luns misschien een persoonlijk aandeel gehad in het ontstaan van het conflict, men kan hem niet blijven beschouwen als de eenzame schuldige, terwijl Drees altijd maar een progressieve legendarische figuur blijft, die niet heeft gefaald. Heeft de socialistische fractie in die periode iets gedaan om zich metterdaad van dat beleid te distantiëren? De tirades van Burger tegen de groep-Rijkens vind ik vreemd, maar interessant was zijn bedekte aanval op Cals. Dat incident is door de meeste bladen gebruikt als ‘topic’ in het debat. Burger, nu eenmaal van nature niet briljant en subtiel, moest retireren voor de scherpe tegenaanval van Cals. Dat was niet leuk, doch in het parlement een vrij normale gebeurtenis. Wat wist Burger echter en waarom heeft hij niet ronduit gezegd, wat hij had ontdekt? Dat hij domweg heeft staan kletsen, geloof ik niet.
Het Parool, sedert een kleine week met een nieuwe hoofdredacteur en een