- Weigeren te lachen: en dat moet je zo meteen zien, als Dubuisson er is. Haha, Monsieur, jaja, Holland is het land van de bloemen, le pays des fleurs, wat een esprit, wat klinkt zoiets aardig in het Frans, nou, u bent wel op de hoogte. O ja, is Doomalen een Franse naam denkt u, got, wat interessant, dat wist ik allang, maar nee hoor, nog nooit gehoord, wat leuk, wat geestig dat u dat opmerkt.
- Wat wil je dan dat ik zeg? Vent zit niet te zaniken? Monsieur, vous me cassez les pieds?
- Ja, dat kan ook niet natuurlijk. Daarom is het juist zo erg, zo'n avond. En dan is hij op het ogenblik onderweg, je moet er niet aan denken. Misschien krijgt hij een ongeluk! Een ogenblik onachtzaamheid van de chauffeur - wèèèè... Rang! De Franse inzittenden, de heer en mevrouw D. uit P., werden ieder aan een kant uit de wagen geslingerd, en moesten in zorgwekkende toestand naar de Zuidwal vervoerd worden. De heer en mevrouw D. te W., bij wie de heer en mevrouw D. uit P. de maaltijd zouden gebruiken, gingen gezellig met z'n tweetjes uit eten om van de schrik te bekomen.
- Dat is echt niet normaal, dat je aan zoiets denkt.
- Ik weet niet... Het is alleen niet normaal om het te zeggen. Waarom zeg ik het dan, als ik vragen mag?
- Nee, je gelooft het toch niet.
- Ja heus, ik zal het geloven. Hè, waarom zeg ik zoiets?
- Ach, omdat je aan vervelende dingen denkt als je mij Frans hoort praten. Niet om het Frans, maar hoe ik het geleerd heb.
- Hè? Hoe bedoel je.
- Ach, je weet het best.
- O... je Franse minnaars, bedoel je.
- Vriendjes, zouden we zeggen.
- O, maar daar denk ik nooit meer aan. Maar ik geloof het wel! Ja, het kan ook best.
- Ik zeg niet dat je gelijk hebt; alleen dat het zo is, denk ik.
- Jaja, dat hoor ik. Na acht jaar getrouwd zijn, nog steeds? Je praat tegen Dubuisson, en dan heb ik het gevoel of je tegen hoe-heet-hij zit te praten. Ik heb het allemaal verdrongen, maar... ja, daar is geen speld tussen te krijgen. Reuze knap.
- Je denkt natuurlijk dat het toch niet kan.
- Nee! het kan best. En zou ik hem nu aardiger gaan vinden, omdat ik weet waar het in zit? Op het ogenblik lijkt hij me nog onuitstaanbaar. Wèèèè... Rang! Misschien vind ik hem eigenlijk nog kwalijker nu ik het weet. Kan dat?
- Doe niet zo flauw.
Hein ging weer op zijn stoel zitten, en zij keken zwijgend langs elkaar heen. Toen Vera tenslotte opstond om de gordijnen dicht te doen, begon hij binnensmonds de Marseillaise te neuriën, maar halverwege liet hij de wijs verzinken in een gebrom, en zei opgewekt: - 't Duurt lang.
Vera, die tussen de twee gordijnen door naar buiten had staan kijken, draaide zich om en rilde.
- Denk je aan de geradbraakte lichamen?
- Nee, ik heb het koud, zei Vera: ik vind niet dat die verwarming het erg goed doet.
- Jè, 't is fris voor de tijd van het jér, zei Hein met een gestileerd Gronings accent.
- Ik ga dat elektrische kacheltje aandoen.
- Ja, waarom niet.
Vera haalde het kacheltje uit de achterkamer, en boog zich voorover bij het stopcontact.
-Hé! riep Hein, toen er een bliksemvlam uit het kacheltje sloeg en tegelijk de lichten uitgingen.
- Barst, zei Vera. Hij stond natuurlijk weer op dubbel. Had jij hem daar soms op laten staan?
- Ik niet.
- Wie zou het anders gedaan hebben. Je weet toch dat die stop altijd doorslaat 's avonds als je dat ding op dubbel laat staan. Ik begrijp niet hoe ze zo stom geweest zijn om de hele benedenverdieping op één stop te zetten. Je kan niets doen of het is weer zover. Ik geloof dat ik ga gillen.
- Ja, 't is wat je noemt een avond met hindernissen, zei Hein.
- Zit je daar nu nog steeds?
- Ja, kom je ook?
- Nee, ga liever eens een andere stop er inzetten.
- Hè, wil jij dat niet doen? Ik zit juist zo lekker, en jij bent veel handiger. Ik weet ook niet waar ze liggen.
- Waardeloos, zei Vera. Ik geloof niet eens dat er nieuwe stoppen zijn.
- Hein bleef zitten terwijl zij haar weg zocht naar de deur.
- Heb jij lucifers, riep zij even later uit de keuken.
- Nee, die zijn juist op.
- Hier zijn er ook geen! Dan moeten ze maar in het donker zitten.
- Ja, goed!
Op dat ogenblik stopte er een auto voor het huis. Er werd met portieren geslagen, en er waren voetstappen op het grintpad naar de voordeur. Toen bleef het stil; er drong in de kamer alleen af en toe een onduidelijk geluid van korte woorden door. Hein verroerde zich niet. Pas toen er na verloop van tijd op het raam getikt