| |
Korte commentaren
Troonrede mist enkele primeurtjes
Het valt natuurlijk niet mee, van zo'n Troonrede iets aardigs te maken. Platitudes, stemmige vaagheden en het meedelen van nieuwtjes die iedereen al weet zijn niet te vermijden. Voor een persoonlijke toon is weinig ruimte, nu het stuk in feite door een aantal mensen in elkaar wordt gezet. Daarom moet men, dacht ik, zuinig zijn op de eventuele hele of halve primeurtjes die er nog in kunnen zitten.
Dat is deze keer niet gebeurd. Nog geen tien dagen na de Troonrede kondigt Minister Luns in New York een min of meer nieuw beleid ten opzichte van Nieuw Guinea aan. In de Troonrede was daarover slechts in bijzonder geheimzinnige termen gesproken. Zij wekten de indruk, dat er nog danig gedacht moest worden; toch moet toen de beslissing al hebben vast gestaan. Waarom de mededeling van het nieuws niet aan Hare Majesteit gelaten? Zijn er redenen, waarom het Binnenhof een slechtere plaats wordt geacht dan het gebouw van de Verenigde Naties? Wilde de Regering liever opzien baren bij de verzamelde afgevaardigden van de wereld dan bij de verzamelde afgevaardigden van het land?
Terwijl er in dit geval misschien taktische redenen kunnen zijn om de Koningin te passeren, vallen die in het geheel niet te ontdekken bij de kwestie van de belastingverlichting voor de gehuwde en buitenshuis werkende vrouw. Het achterhouden van dit voornemen in de Troonrede is volstrekt onbegrijpelijk. De beslissing in de Ministerraad was allang gevallen; trouwens, het plan bleek uit de Miljoenennota, al moest men er wel even op letten. Bij de raming van de verwachte belastingopbrengst voor 1962 moest uiteraard worden vermeld welke wijzigingen in de tarieven men in gedachten had genomen, en daar stond naast de minerale olie ook de w.g.v. genoemd. De olie dook op in de Troonrede; de w.g.v. niet.
De reden is niet te bevroeden. Het is waar, dat het betreffende wetsontwerp niet bij de stukken was gevoegd; maar dat is nog nooit een beletsel geweest, om de Koningin een zwijgplicht op te leggen. Integendeel, de Troonrede heeft onder meer de functie, te verwachten wetsontwerpen, indien belangrijk genoeg, aan te kondigen. Dat het nieuwtje niet helemaal nieuw meer was - het had al in enkele kranten gestaan - kan ook nauwelijks een reden zijn. Dat het oninteressant zou zijn is overdreven - de olie is wél
| |
| |
genoemd, en daar zit minder ideologische achtergrond achter. Ik houd het er maar op, dat er iemand heeft zitten suffen. Niet aardig eigenlijk, tegenover de Koningin; zij is tenslotte ook een w.g.v.
J.P.
| |
Fluistercampagne
Er schijnt in de rooms-katholieke wereld een fluistercampagne tegen de dito universiteit in Nijmegen aan de gang te zijn. Althans, een van de hoogleraren aan die universiteit, prof. dr. H.M.M. Fortmann, zag zich genoodzaakt in De Volkskrant van 16 september 1.1. een forse apologie te schrijven, waarin o.a. het volgende te lezen was: ‘Het komt voor dat priesters jongelui afraden in Nijmegen te gaan studeren, omdat de mentaliteit onder de studenten daar zo ongezond zou zijn. Dit gerucht heeft zich in verschillende bisdommen verspreid met de snelheid en de kracht van een schadelijk virus. Het zou hier zo ongeveer Sodoma en Gomorra zijn’. En de oorzaak van deze (geestelijk) zeer ongezonde toestand zou deze zijn, dat er ‘een onzedelijke moraal werd geleerd door enkelen en gevolgd door velen’. Het eerste wordt door prof. Fortmann natuurlijk categorisch ontkend en als laster betiteld. ‘En wat de praktijk onder de studenten betreft: onze universiteit is geen plaats des verderfs. Zij is natuurlijk ook niet het nieuwe Jeruzalem. Maar dat zijn de parochies van Aarle-Rixtel, Noord-Scharwoude, Kockengen en Appingedam ook niet. De studenten zijn hier waarschijnlijk zo goed en zo kwaad als het hele katholieke volk is. Hierover bestaan vooralsnog geen statistieken. Daarom bloeit de roddel zo kleurig’.
Men ziet: de professor is echt kwaad. Zijn apologie komt wezenlijk hierop neer: kan men van jonge mensen, die van de banden van hun eigen milieu ontslagen plotseling in de vrijheid zijn gezet en in een grote gemeenschap samengebracht, verwachten dat ze allemaal even ingetogen leven? ‘Hoe stelt men zich eigenlijk het leven aan andere universiteiten voor? En wat kan allemaal de reden zijn, als een student derailleert? Hoe stond het met zijn geestelijke weerbaarheid op de dag dat hij voor het eerst onze aula betrad om zich te laten inschrijven?’ Zelfs geeft prof. Fortmann toe dat er nog al wat r.k. studenten in Nijmegen zijn die helemaal niet meer naar de kerk gaan: ‘jongens die zo fed-up waren van de godsdienst die ze op de lagere en de middelbare school te verteren hebben gekregen, dat ze nu eens even willen vasten.’ Maar hij meent, hoewel hij ook hier niet over statistieken beschikt, dat het percentage onkerkelijken onder de Nijmeegse studenten toch altijd nog ligt beneden het landelijk gemiddelde. De verontwaardiging van prof. Fortmann over het geroddel in vrome katholieke milieus is wel begrijpelijk en zijn verdediging van de jeugd die nog even aan de vrijheid moet wennen doet niet onsympathiek aan. Maar doet hij wel helemaal recht aan de verwachtingen, die men in r.k. kringen op deze universiteit heeft gebouwd? Waarom is zij in 1923 eigenlijk opgericht? Toch zeker met dit als voornaamste motief, dat alleen daar ‘onze jeugd’ veilig zou zijn! Mgr. Schrijnen, de eerste rector magnificus, sprak in zijn openingsrede van ‘een eigen cultuur’, die door deze r.k. wetenschappelijke instelling moest worden geschapen. Maar als prof. Fortmann nu alleen maar zeggen kan: het is bij ons niet erger dan aan andere universiteiten, slaat hij daarmee de bestaansreden van zijn eigen universiteit de grond onder de voeten weg.
J.v.R
| |
Democratisch?
Onze koninklijke familie is zonder twijfel een van de meest democratische koninklijke families in de wereld. Er zijn er weliswaar niet veel meer, maar van die er zijn, slaat onze familie in dit opzicht een goed figuur. Helaas echter, zal ons koninklijk gezin wel nooit dat peil van democratie bereiken dat de koninklijke families van Skandinavië tot het middelpunt van het volksleven maakt. Bij de begrafenis van Dag Hammarskjöld was de vrijwel voltallige Zweedse koninklijke familie aanwezig, o.w. koning Gustaf Adolf en koningin Louise. Toen echter prof. Gerbrandy begraven werd, was er van de Nederlandse koninklijke familie niemand aanwezig. Wel hadden de koningin en prinses Wilhelmina zich laten vertegenwoordigen door deze of gene, maar van een persoonlijke vertegenwoordiging, al was het maar door middel van een der prinsessen, was geen sprake. Men kan tegenwerpen, dat de begrafenis van Hammarskjöld een internationale gebeurtenis was, en dat de koning van Zweden geen politiek bedreef door bij de begrafenis aanwezig te zijn. Maar zou onze koningin dan wel politiek bedreven hebben als zij de begrafenis had bijgewoond van de man, die zeker bij zijn dood algemeen als een grote nationale figuur werd beschouwd en aan wie niemand terugdacht als aan de AR-politicus, die Ambon vrij wilde hebben? De betekenis van prof. Gerbrandy
| |
| |
voor ons hele land en volk is in de oorlogsjaren ver uitgestegen boven het partijpolitieke vlak. Om nog maar te zwijgen van zijn betekenis voor onze koninklijke familie, die in de moeilijkste jaren van haar bestaan en op een moment dat haar vertrek naar Engeland en Canada door vele Nederlanders nog werd misverstaan, met bijzonder veel dankbaarheid het feit zal en moet gedenken dat de op vaandelvlucht gedreven jhr. De Geer door prof. Gerbrandy werd opgevolgd. Als de koningin, of wie dan ook van de koninklijke familie, aanwezig was geweest bij de begrafenis van prof. Gerbrandy, zou geen mens het in zijn hoofd hebben gehaald over ‘politieke stellingname’ te spreken, of de eis hebben gesteld dat de koningin zich te zijner tijd ook naar de begrafenis van mr. Burger, prof. Oud of Paul de Groot zou begeven.
N.S.
| |
Oost-Duitsland
Ten onrechte wordt vaak gedacht, dat de Russische politiek uitblinkt door gewiekstheid, waar tegenover vooral de Amerikaanse politiek maar pover afsteekt. Het is natuurlijk een, door de jaren heen en op elk gebied bewezen feit, dat de Russen grote improvisators zijn, waardoor zij een bokkesprong vaak de schijn van een zweefduik kunnen geven, maar dat neemt niet weg, dat ook de Russen op vele manieren blunderen. Neem de kwestie-Berlijn. Het westen zit wat Berlijn betreft in het onmogelijke hoekje waar de slagen vallen, in een dwangpositie, waar moeilijk uit te komen is zonder concessies. Men kan natuurlijk bezweren, dat er geen concessies moeten worden gedaan, maar in en vlak na de oorlog heeft het westen zich door ongelukkig gemanoeuvreer in een situatie gewerkt, die door Rusland nu al jaar in jaar uit wordt uitgebuit om druk uit te oefenen, te dreigen etc. Men kan alle juridische en menselijke argumenten aanvoeren, maar bijvoorbeeld in India (met het Portugese Goa nog steeds in de maag) zullen die toch niet meer dan een theoretische indruk maken. Het westen staat dus niet al te sterk. Maar laten we aan de andere kant de Russische beer niet prijzen voor hij geschoten is. Rusland heeft maar één groot doel: Duitsland, waarmee het zulke slechte ervaringen heeft opgedaan, te ontkrachten door het te laten voortbestaan als twee Duitslanden. Een mooi streven, onder ons gezegd, waarmee menigeen in het westen in z'n hart vrede zal hebben. De Russische politiek om dit doel te bereiken, of liever te bestendigen, heeft echter op schrikbarende en onbegrijpelijke wijze gefaald. Inplaats van Oost-Duitsland, zowel militair als moreel zo sterk mogelijk te maken, hebben zij Oost-Duitsland vlak na de oorlog gebruikt als grootste schatplichtige van Rusland. Van de twee Duitslanden was Oost-Duitsland toch al, wat mogelijkheden en ‘inhoud’ betreft, de Assepoester. Door het in zo sterke mate aan de wederopbouw van Rusland te laten bijdragen heeft Rusland
het land nog meer uitgemergeld. Het gevolg was niet alleen, dat er tot op de huidige dag nog gedeeltelijke distributie in Oost-Duitsland bestaat en dat (klein, maar kenmerkend verschijnsel!) Oost-Duitsland van alle communistische satellietlanden het minst op sportgebied in de melk te brokken heeft, maar ook dat als gevolg daarvan de ontevredenheid onder de Oostduitse bevolking bijzonder groot is en verre de ontevredenheid van de bevolkingen in de andere, aan Rusland horige satellietlanden overtreft. Het valt te begrijpen, dat er pal na de oorlog in Rusland weinig animo bestond Oost-Duitsland zo snel mogelijk op de been te helpen, terwijl er in het eigen, ook door Oóstduitsers verwoeste land zoveel te doen viel. Er was in de gehele wereld echter geen ander land dan Rusland, waarin een dergelijke steun met zo weinig moeite had kunnen worden ‘doorgedrukt’. De Stalinistische dictatuur zou zeer wel in staat zijn geweest dit desnoods tegen de zin van de eigen bevolking in door te voeren. Dat dit desondanks niet gedaan is, met als gevolg dat Oost-Duitsland in de loop der jaren is leeggebloed en de door Rusland zo fel begeerde scheiding in geen enkel opzicht ‘van binnenuit’ in Duitsland wordt gewenst, bewijst dat ook de Russische politiek niet van blunders gevrijwaard blijft en vooral op de lange afstand zodanig kan falen, dat dit niet meer met improviserende bokkesprongen is goed te maken!
N.S.
| |
Een vroom tijdschrift
In het septembernummer (1961) van Wending waarin de heer Dippel zo opzienbarend met politiek is bezig geweest (zie Hollands Weekblad 121 en 122), staat ook een bespreking over het boek van L.W. Nauta, De mens als vreemdeling. In dat stuk schrijft een zekere A.J. Nijk, het niet een eens te zijn met mijn oordeel over dat boek (Hollands Weekblad 105). Aan dit meningsverschil wijdt hij een halve pagina waarin eigenlijk alleen maar staat dat ik er niets van heb begrepen. ‘Het is grappig te zien hoe Oerlemans tegen dit “vrome boek” aanpraat, zonder er hoegenaamd iets van te begrijpen en daarbij toch telkens wijst in een richting waar steekhoudende opmerkingen gemaakt zouden kunnen worden’.
| |
| |
Na dit staaltje van christelijke ironie begint hij evenwel met voorzichtige instemming uit mijn stuk te citeren, echter niet zonder eerst wat in mijn zinnen rond te knoeien, waardoor ik nu met een grammaticale blunder in Wending te prijk sta. Nu is dat natuurlijk geen opzet, deze lieden zijn niet boosaardig maar zodra zij zich boven het informatieve gaan verheffen, worden zij gauw zo wazig dat blijkbaar exact citeren al moeite kost.
Ik heb altijd de indruk dat de Wendingchristenen met zijn allen op een soort platform van (natuurlijk bescheiden) verhevenheid staan en dat zij daar om beurten hun stukken op een schoolbord schrijven. Stuk voor stuk doen zij daar hun best het evangelie verteerbaar te maken voor ‘de moderne mens’. Natuurlijk pretenderen zij het omgekeerde want het evangelie blijft de enige maatstaf zeggen zij, ‘ook nu’. Hierin ligt het onfrisse van hun optreden want eigenlijk zijn zij altijd bereid met het evangelie te schipperen als het er om gaat hun kansels te redden. Maar zij doen alsof het evangelie hun onverwoestbare achtergrond is en of zij de hele werkelijkheid, literatuur, filosofie, politiek en moraal daaraan onderwerpen. Het gevolg is dat zij er veel belang bij hebben een nadrukkelijke eerlijkheid ten toon te spreiden. Om de illusie van hun waarachtigheid te versterken, spreken zij graag woorden uit die een diep bewogen klank hebben: termen als gevaarlijk, uitdaging, creatief, innerlijk leven, God en Van der Leeuw behoren tot de pretentieuze rauwkost waarmee zij de ‘schare’, waarvoor zij altijd en overal een diepe bewogenheid opbrengen, trachten te voeden.
Zij zijn inderdaad altijd diep bewogen: zij lachen niet, zij zijn nooit onverschillig voor iets, zij zijn voortdurend bij van alles betrokken. Deze betrokkenheid komt dan ook niet voort uit iets persoonlijks, uit angst, verontwaardiging, haat of redelijkheid maar uit een door slechte opvoeding ontstaan gevoel van roeping of plicht dat de neiging heeft overal aan vast te plakken.
Zij pretenderen de maatstaf van het evangelie te vertegenwoordigen maar doordat er ook andere maatstaven ‘deze chaotische wereld’ doorkruisen, komen zij een beetje in de war. Vandaar hun cryptische zinnen die zij als reddingsboeien om zich heen gooien. De wazigheid is waarschijnlijk hun enige manier om aan de constatering te ontkomen dat het christendom geen andere functie meer heeft dan het veroorzaken van publicaties in Wending.
J.W.O.
|
|