huidige bestel zou wellicht, wanneer men het waagde er een bedrijfsorganisatorisch verantwoorde grondslag aan te geven, om te buigen zijn naar een voor de Nederlandse omstandigheden aanvaardbare nationale omroep. Dan zouden er vooral in de ‘hogere regionen’ van de organisaties hoofden moeten vallen. Want wat tot dusver ontbreekt is vooral de ‘brainstrust’, het team van lieden die zonder ooit in studio's of regiekamers te komen inhoud en gestalte kunnen geven aan een totaalprogramma. Onder de eigenlijke programmamedewerkers - regisseurs, producers of hoe ze genoemd mogen worden - zijn er die voor hun taak ongeschikt zijn; er zijn er ook die tegen hun taak volkomen opgewassen zijn; er zijn er zeer veel die wanneer aan hun opleiding tot vakmanschap meer werd gedaan en wanneer hun vrijheid minder werd beperkt, beter werk zouden leveren dan ze thans doen.
Er is wel iets aan de gang in Bussum. Er valt binnen de N.T.S. een drang naar meer functionele samenwerking te bespeuren - drang die voor enkele componenten van de televisiestichting waarschijnlijk dwang van de omstandigheden en de (technologische) ontwikkeling is, maar dat zal in de praktijk weinig verschil maken. Het nieuwe plan voor de verdeling van de N.T.S.-zendtijd zou, in principe, aanleiding kunnen zijn tot een bevredigender programmabeleid. Er zijn het afgelopen jaar in het kader van een onder de door de Kroon benoemde voorzitter ressorterende dienst Algemene zaken enkele centrale afdelingen gecreëerd - waaronder een voor studie en documentatie - die beschouwd mogen worden als het begin van het inhalen van een achterstand.
Hoe het ook zij: voor de komende tien jaar blijft er vooralsnog meer te wensen dan te voorspellen. Mijn wensen zijn talrijk en gevarieerd. Er dient meer aandacht en meer geld beschikbaar te komen voor informatieve programma's. Aan algemeen educatieve programma's, die orientatiemogelijkheden bieden voor het individu in een zich steeds meer specialiserende (massa)maatschappij, en aan gericht educatieve programma's, postacademiale colleges bijvoorbeeld en schooluitzendingen, is de behoefte groot (al wordt die behoefte onvoldoende onderkend). De twee televisieprogramma's die stellig over enkele jaren tegelijkertijd
De tekeningenserie, ‘Turken’, in dit nummer is van J. Hillenius
uitgezonden zullen worden, zullen onderling goed gecoördineerd moeten zijn, ongeacht hun exploitatievorm; luister- en kijkonderzoek dient continu en op wetenschappelijk verantwoorde grondslag te geschieden, regionale televisieprogramma's zullen tot stand moeten komen (noodzakelijk uit het oogpunt van ‘public service’ en democratie), Eurovisie zal moeten uitgroeien tot een werkelijk Europese programma-organisatie (geen zaak natuurlijk van Nederland alleen).
Of deze wensen in vervulling zullen gaan, hangt voor een belangrijk deel mede af van de visie van hen die met televisie veel zouden kunnen doen; die er van zouden kunnen profiteren ook. (Zeker als er twee of drie programma's zijn, zullen de zendernetten een groot deel van het etmaal beschikbaar zijn voor allerlei ‘minor interests’). In visie op televisie schiet de Nederlandse intelligentsia, ik zeg het dan nog maar eens, schromelijk tekort. Waarschijnlijk omdat zij er meer in ziet, dan er in te zien is. Bij televisie denkt men te veel aan de ‘institution’, aan de televisie-omroep, aan het tot dusver bekende televisieprogramma. Men denkt te weinig aan het instrument, het medium, dat minder is maar waarmee méér gedaan kan worden.
Typerend voor de mentaliteit van een volk, dat al 36 jaar genoegen neemt met een omroepbestel dat ten minste 16 jaar een anachronisme is, vind ik het dat het de commissie Scholten (die de regering moet adviseren inzake de toekomst van dit omroepbestel) zo ongestoord haar werk laat doen. Er zou hier van alle kanten gelobbied, gemanifesteerd, ge‘tuigd’ moeten worden. Ik vrees dat het slechts van één zijde gebeurt.
Een feestartikel is dit niet geworden. Wie aan feestartikelen - neuzen, mutsen, pruiken, niespoeder, lachgas - behoefte heeft, zal ook in de komende jaren zeker bij de vaderlandse televisie terecht kunnen. Zelfs als de heer Lou van Burg niet terugkeert.