Op het fundament der vaderen
J.J.D. Rijk
Enige jaren geleden is over de psychologische betekenis van de toren een studie verschenen, en het is mogelijk dat deze eraan heeft meegewerkt dat bij het nieuwe stadhuis van Amsterdam geen campanile zal verrijzen; het is ook mogelijk dat men met de betrekkelijk zinloosheid van een klokketoren geen raad wist en het plan dus, als te romantiserend, heeft laten vervallen.
Maar wellicht zal toch binnen afzienbare tijd in Amsterdam een toren verrijzen. Hebben de twintigste-eeuwse bouwers een teken ontworpen, een eigen vermaan tot trots voor de twintigste eeuwse burgers? Een nieuwe, elegante of fiere, dominant van een nieuw stadsprofiel?
Nee, niets daarvan. Wat in Amsterdam misschien verrijzen gaat, of beter herrijzen, is de Jan Roodenpoortstoren, aan het eind van de vijftiende eeuw gebouwd als onderdeel van de stadswallen, en in 1829 onder slopershanden een ruwe dood gestorven. Het blijkt dat de fundamenten nog in goede staat zijn, en dat de toren zonder veel moeite herbouwd kan worden.
Een volk dat leeft bouwt aan zijn verleden. Gelukkig hebben de vaderen gezonde fundamenten gelegd die eeuwen meekunnen!
Amsterdam maakt het haar minnaars wel moeilijk. Ze tobt erg met haar familie, waarvan nu weer wethouder Van 't Hull als de auctor intellectualis van dit onzalige plan mag worden nagewezen.
Amsterdam als moderne, jonge stad - dat schijnt er bij de familie niet in te willen. Wanneer de Nederlandse Bank gaat verhuizen en het ziekenhuiscomplex aan het Rokin zal komen, zullen er misschien twee aardige oude geveltjes daar verdwijnen; de familie treurt bij voorbaat, verzet zich en denkt niet aan de mogelijke winst: een goed functionerend hospitaal en misschien een fraaie, ruime bouw zonder stijlverbrokkeling op een dominerend punt in de stad. Er zijn vele oude huizen in Amsterdam. Het plan om op het bestaande universiteitsgebouw aan de Oude Manhuispoort een verdieping extra te zetten, houdt in dat door het heien twee van die oude huizen wel zullen instorten. Dat zal wel gebeuren, maar het mag niet. Of: het mag niet, maar het zal wel gebeuren en dan hebben we (gelukkig, maar dat mag niemand horen) weer een beetje ruimte?
De eerbiedwaardige ouderdom van de stad leidt tot een volstrekt oneerbiedwaardige houding tegenover dat verleden. Alles wat oud is moet blijven bestaan, schoonheid en ouderdom worden vrolijk dooreengehaald en initiatief wordt als iets onfatsoenlijks beschouwd. Wie dat wil ont-