Anderhalf uur later op de Kurfürstendamm. De lichtkrant meldt, dat Kroetsjof heeft gedreigd de luchtcorridors te sluiten. Een paar mensen slechts blijven er even voor staan. Op de eivolle terrassen doen de krantenverkopers bepaald geen goede zaken. De etalages, de gevels, de daken stralen van licht. Het Wirtschaftswunder manifesteert zich hier volop, uitdagend. Het culmineert op de twaalfde verdieping van het Hiltonhotel aan de Budapesterstrasse. Tientallen paartjes verdringen zich voor de deuren van ‘Eilfahrstuhl’, die alle hotelverdiepingen overslaat. Een portier heeft zich er breed voor geplant: niemand mag voorlopig naar boven. Geen van de vele honderden plaatsen - aan de twee bars, rond de dansvloer, in het restaurant - is vrij.
's Middags, omstreeks vijf uur, wanneer de ‘afternoon tea’ wordt geserveerd (à raison van 6,5 mark, prix fixe), is het al net zo. Het blijken vrijwel uitsluitend Berlijners te zijn die hier hun vertier zoeken. Er zijn er maar weinigen die uit de grote vensters kijken - naar het Brandenburger Tor, waarop de rode vlag wappert; naar de kille pronktorens van de Stalin-Allee.
Eerste bezoek aan de Oostsektor: het duurde twintig minuten voor we de Friedrichsstrasse in konden rijden. De Amerikanen waren juist aan het rangeren met drie zware tanks. Aan de andere kant hebben we geen gevechtswagens gezien. Wel zeer veel volkspolizisten en volksarmisten, in hun hatelijke uniformen.
Het heeft ons anderhalf uur gekost om Adlershof te bereiken, de zetel van het Staatliches Rundfunkkomitee. Zo ver was het niet, maar de jeugdige verkeersagenten stuurden ons steeds een andere kant uit - wanneer ze al bereid waren om inlichtingen te geven. Enkelen snauwden, dat we toch behoorden te weten, dat je op een kruispunt niet mag stoppen (er viel op dat moment nauwelijks verkeer te bespeuren). Anderen maakten de eerlijke indruk, het echt niet te weten. Het staat wel vast, dat de meeste Vopo's van buiten Berlijn naar hier zijn gebracht.
De imposante studio's stonden ook zwaar onder bewaking. Alleen de toegang tot de portiersloge was vrijgehouden. Daar zaten twee vrouwen achter de balie. In dezelfde blauwe schorten, die de vrouwelijke wegwerkers op de Autobahn nabij Magdeburg droegen. Zij waren vriendelijk, belden onmiddelijk de persafdeling. Uit het gesprek konden we afleiden, dat men geen behoefte had aan een ontmoeting. Niettemin verscheen na tien minuten een jonge secretaresse. Vreemd, dat wij ons niet van tevoren hadden aangemeld. Dan zou er zeker iets voor ons zijn georganiseerd; een ontmoeting met collega's, een bezichting van het complex. Onaangekondigde gasten zijn wij niet gewend. Alles was nu wel heel moeilijk. Onze partijleider spreekt hier in het gebouw, het is een Intervisie-uitzending (Intervisie is het oosteuropese pendant van Eurovisie). Zij kon weinig vertellen, was pas veertien dagen in dienst (zei ze).
Na een kwartier kwam zowaar haar chef toch ook even kijken. Een struise kordate vrouw van het apparatsjik-type. De secretaresse had voor ons vijven één heel programmablad ter beschikking; de chef liet een compleet assortiment aanrukken. Wij hadden al wel begrepen dat er, met Ulbricht zelf in de studio, geen kans zou zijn op een ontmoeting met Karl von Schneider de programmachef en opperpropagandist - producent van commentaren, waarin elk psychologisch element ontbreekt; die mogelijk nog grover en minder genuanceerd zijn dan die van Jahn en diens trawanten van Goebbels' Reichsrundfunk.
(Pikante noot nummer één: Von Schneider is zijn loopbaan begonnen bij de voortreffelijke Nordwestdeutsche Rundfunk in Hamburg, toen de tegenwoordige directeur-generaal van de B.B.C., Hugh Carleton Greene daar de scepter zwaaide.
Pikante noot nummer twee: Von Schneiders vrouw, de populaire actrice Inge Keller, had de dag tevoren te kennen gegeven, dat zij voortaan uitsluitend rollen van arbeidersvrouwen of dienstboden wilde spelen).
Van de Friedrichstrasse zijn we regelrecht naar het raadhuis Schöneberg gereden, waar de senaat van West-Berlijn recipieerde ter gelegenheid van de radio- en televisietentoonstelling, het verbluffende volksfeest aan de voet van de uit 1924 daterende Funkturm, waar de politieke spanning de pret niet mocht drukken. (Duizenden Duitsers met boodschappentassen, waar alle prospectussen in worden gestopt die maar te krijgen zijn).
Willy Brandt stond als een eenzame, intelligente, duidelijk vermoeide proletariër temidden van de buikige senatoren, kooplieden en industriëlen in een hoekje van de raadzaal, waar de honderden gasten zich de Sekt goed lieten samen. Iemand complimenteerde hem met zijn rede van die ochtend - een positieve speech zonder een spoor van volksmennerij, ditmaal - en vertelde daarna van een bezoek aan de Oostsektor. De regerende burgemeester trok zich prompt terug. Was het omdat hij dergelijke excursies als verraad beschouwde - enkele andere westberlijners reageerden zo, maar van de man die de wereld zo graag de tegenstelling wil laten zien, kan men het niet verwachten - of ergerde hij zich ook aan de gewichtige zakenman, official van de tentoonstelling, die zich onmiddellijk met een grijnzende mond vol gouden tanden in het gesprek mengde. In goed Nederlands. Waar hij dat had geleerd? Im Heer - als je zo lang in een land bent, moet je toch met de mensen kunnen spreken, nietwaar.
Het tweede bezoek aan de Oostsektor brachten wij de volgende dag, tegen de avond. Wij waren alleen ditmaal. De Amerikaanse tanks stonden langs het trottoir geparkeerd, zodat we na een vluchtige pascontrole door een westberlijner in burger, zonder oponthoud aan de slalom door de barricaden konden beginnen. De Vopo's hadden geen bezwaar tegen fotograferen. Maar in de hal van het station Friedrichstrasse werden we door een zwart geuniformeerde bedrijfsmilicien, met de stengun onder de arm, naar het loket van het wisselkantoor begeleid. Het omwisselen van tien mark west in tien mark oost bleek een omslachtig karwei. Pasnummer werd geregistreerd, wij kregen de opdracht de kwitantie van de Deutsche Notenbank zorgvuldig te bewaren. Tegelijk met een lange rij goed gewapende vrijwilligers van de bedrijfsmilitie liepen we naar buiten. Het was een lugubere sensatie. Maar de Achtgroschenbuben - zoals Ulbrichts Neues Deutschland de nozems noemt die beinvloed zouden worden door ‘Frontstadtchef’ Brandt - onder het viaduct van de S-Bahn leken zich weinig van de vertoning aan te trekken.
Vlak achter dit station staat het Theater am Schiffbauerdamm, waar Helene Weigel als hogepriesteres de nagedachtenis van haar man Bertolt Brecht en diens volkstheatercultus dient. Brecht, wiens Puntila vorige week in het westberlijnse Schillerthater in première zou zijn gegaan. Met in de hoofdrol Curd Blois, een der renegaten van het Berliner Ensemble, die jaren aan de Schiffbauer-
De tekeningenserie in dit nummer, ‘zelfportret’, is van Peter Vos