Simon Gerard Kornelis Karel van het Reve, wie zijt gij?
N. Scheepmaker
Het is niet zonder schroom dat ik een vermoedelijk geval van mystificatie onder de aandacht van de lezers breng. De geschiedenis heeft geleerd, dat je met mystificaties voorzichtig moet zijn. Soms is het er een, en zie je het niet; soms is het er niet een, en denk je het wel te zien. In dit geval, dat ik hier publiceer, zou de mystificatie zijn uitgegaan van Gerard Kornelis van het Reve, van wie men zoiets zeker verwachten kan.
Begon hij immers niet te publiceren onder de naam Simon van het Reve, om pas daarna op zijn eigen, ware naam over te stappen? En wie anders dan G.K. van het Reve is de zogenoemde R.J. Gorré Mooses, wiens ‘interview’ met Van het Reve aan diens onlangs verschenen Tien vrolijke verhalen voorafgaat? G.K. van het Reve is dus van nature een man die gaarne in andermans huid kruipt, om daar later, via een nooduitgang die meestal de werkelijke uitgang blijkt te zijn, weer uit te voorschijn te komen. Ook zijn overschakeling van het Nederlands naar het Engels, met tenslotte zijn terugkeer naar de moedertaal, kan als zodanig beschouwd worden.
Nu is Van het Reve een mystificator, maar dat belet hem niet om zijn lezers en andere belangstellenden zover tegemoet te komen, dat hij hun zijn hele leven en werken gelijk een striptease-danseres uit de doeken doet. Weliswaar wordt in het zogenaamde interview even aangestipt dat hij ‘nergens komt’, ‘helemaal teruggetrokken leeft’ en ‘een soort kluizenaar’ is, maar dat neemt niet weg dat de ‘interviewer’ hem al gauw te pakken heeft, en dat blijkt ook in zijn dagelijks bestaan voor Van het Reve geen beletsel te vormen het publiek tegemoet te komen door lezingen te houden en zelfs voor de televisie te verschijnen, waardoor hem ook bij de gewone man een zekere populariteit gewerd door de ongezouten wijze waarop hij die andere televisiester: Harry Mulisch, in het openbaar een ‘pak op zijn sodemieter’ toedacht.
Ook in zijn werk schroomt Van het Reve niet zijn naaste familieleden in zeer levensechte situaties dienstbaar te maken aan zijn literaire aspiraties, en het is mede daarom dat hij nog wel eens wordt beschouwd als een naloper, een nazaat desnoods, van onze typische Hollandse binnenhuisliteratuur. Ik heb eens gehoord (of gelezen; in deze verwarrende tijd vindt er een voortdurende uitwisseling plaats van gehoor- en gezichtsorganen) dat iemand bij een nieuwe vriend diens kamer betrad en zich verbaasd afvroeg waarvan hij die kamer kon kennen. Hij wist zeker dat hij er nooit eerder in was geweest, maar toch kwam zij hem bijzonder bekend voor. Het bleek een kamer te zijn waarin G.K. van het Reve een tijdlang gewoond had en die hij in een van zijn werken had beschreven. In het ‘interview’ zegt Van het Reve trouwens: ‘Mijn figuren, straten, kamers, komen nooit uit de fantasie, maar heb ik allemaal gezien.’
De Avonden, een van de meest humoristische boeken die ik ken, een boek ook waarnaar ik altijd teruggrijp als ik een neerslachtige bui wens te verdrijven, is uiteraard sterk autobiografisch. ‘Hard en zacht op de buik’ (de insiders zullen het zich herinneren) was wel degelijk een historisch unicum dat nu, mede dankzij de propagandistische invloed van De Avonden neem ik aan, ook voor de gewone man bereikbaar is geworden en voor een paar tientjes bij iedere bona fide radio- en televisiehandel kan worden aangeschaft. Zo wemelt het in Van het Reve's boeken (niet alleen in De Avonden, ook in Werther Nieland, in The Acrobat) van nauw aan de werkelijkheid verwant zijnde gebeurtenissen en toestanden, die het waarschijnlijk maken dat er nog maar weinig bloedverwanten van hem rondlopen die nog niet door hem zijn vereeuwigd. Over de in het Engels geschreven novelle Gossamer zegt hij: ‘Als het huis van George heb ik de winkel van mijn oom en tante, Aquariumhuis De Siervis in de Jacob van Lennepstraat gebruikt, dat voor de riante verbouwing een krot was. Zij zelve heeft, in physiek opzicht, model gestaan voor Mana, de moeder. De zoon George is een neef van me uit de provincie, een koopvaardijmachinist, die uiterlijk wel iets op de novellefiguur lijkt, maar in werkelijkheid van onbesproken gedrag is.’
De vraag die velen zich, na het verschijnen van De Avonden, met enige verbazing ongetwijfeld en ook met een gevoel van gêne gesteld hebben, was: als Frits Egters Simon van het Reve is, zijn dan ook de ouders en de broer van Egters in werkelijkheid Van het Reve's ouders en broer? Om