op Chroesjtsjew en zijn astronauten het défilé staan af te nemen.
De stoet zelf heeft meer weg van een gigantische kermis dan van een parade. Hele buurten trekken voorbij, mannen, vrouwen, kinderen en baby's, meegedragen op de arm en al lang uitgeput in slaap gevallen voor het Rode Plein in zicht komt. De mensen sjouwen met eindeloos veel vlaggen en vlaggetjes, bloemen, al grotendeels verlept door de warmte, en portretten van Gagarin, Titov, Lenin, Chroesjtsjew en andere hoge partijleden. Op elke 500 mensen een fanfarecorps. Als de kolonne stokt dansen de mensen op de weinig gevarieerde wijsjes van de koperblazers, of ze slippen naar de kant voor een ijsje of een glas priklimonade.
Erg gevaarlijk ziet het Rode Leger, dat voor de afzetting zorgt, er niet uit. De soldaten zijn allerminst opgesierd, vaak stoffig en de glimmende-knopen-glimmende-laarzen-heroïek ontbreekt ten enen male. Bevelen worden niet geschreeuwd maar doorgegeven. Herhaaldelijk ziet men officieren met hun soldaten in debat over een gegeven order. Als de stoet niet opschiet gaan ze op de stoeprand zitten om een sigaretje te paffen. Het is wel moeilijk om er potentiële wereldveroveraars in te zien zoals ze daar zitten in de zon met hun goedhartige, boerse gezichten.
Omdat we na enige uren kijken naar het langstrekken van de Moskovieten ook zelf Titov wel eens willen zien proberen we ons in de stoet te dringen. Een paar maal worden we teruggestuurd maar uiteindelijk vinden we een gat. Het toeval wil dat we achter een vaandel met de kop van Stalin er op terecht komen, de enige afbeelding van Stalin die we tussen duizenden portretten hebben kunnen ontdekken. Zo krijgt onze mars toch nog iets van een demonstratie tegen het huidige Russische bewind. (Dit ten behoeve van mijn B.V.D. dossier). De arbeiders waar wij tussen lopen doen eerst nog wel pogingen om ons uit te leggen dat we niet in de stoet thuis horen maar als ze merken dat we geen Russisch verstaan geven ze het al gauw op. Na een uur voortschuifelen achter Stalin bereiken we het mausoleum, waarop de kosmonauten nog onvermoeid staan te lachen en te wuiven. Ondanks het feit dat de mensen al uren staan, lopen, hangen en schuifelen, zijn ze vrolijk en enthousiast, zonder fanatisme. Het kan zijn dat dit soort massale demonstraties van boven af georganiseerd wordt, maar het lijdt m.i. geen twijfel dat de mensen voor hun plezier meelopen.
Hoe trots de Russen wel op hun kosmonauten zijn bleek nog eens bij de opening van het congres. Een serie Russische hoogwaardigheidsbekleders kwam aan bod en elke keer opnieuw culmineerde het betoog in twee namen: Joeri Gagarin en Herman Stepanovitsj Titov. Met biochemie hebben deze twee natuurlijk weinig te maken. Maar op biochemisch terrein is er weinig recent werk waar de Russen op kunnen stoffen. De Russische voordrachten die ik tijdens het congres gehoord heb bevatten oude tot zeer oude koek, gelardeerd met pure onzin. Laboratoria heb ik niet gezien maar uit de voordrachten lijkt het wel waarschijnlijk dat hun technische outillage 10-20 jaar achterop is. Maar het is natuurlijk mogelijk dat ze zich op enkele biochemische terreinen gespecialiseerd hebben, b.v. chemische oorlogsvoering die geen programmapunt van het congres vormde.
In de periode waarin wij in Moskou waren, werd in Berlijn de sectorgrens gesloten. De Moskowse kranten bevatten nogal wat spotprenten met Adenauer als centrale figuur en ook in radiouitzendingen werd het woord Berlijn nogal eens genoemd. Desondanks was er op straat en in de Métro geen spoor van vijandigheid tegenover ons, hoewel wij altijd direct als buitenlanders werden herkend. Kennelijk is de officiële ophitsing óf weinig uitgesproken óf weinig effectief. Wel een verschil met Portugal waar je volgens G. sinds Amerika de Portugese Angolapolitiek openlijk heeft afgekeurd maar beter geen Engels op straat kunt gebruiken.
Het verkeer in Moskou is nauwelijks voldoende om de wijde straten en enorme pleinen enigszins op te vullen. Zelfs op spitsuren zie je nooit opstoppingen. Het aantal auto's is gering en er wordt vaak bijzonder hard gereden, wij hebben wel 100 km/uur gehaald in een taxi in het centrum van Moskou. Er zijn geen andere steden van deze omvang waar je dat nog doen kan. Je ziet een enkele motorfiets, scooter of fiets; geen bromfietsen, kinderwagens of honden. Lopen, métro of bus lijken de belangrijkste vervoermiddelen voor de gemiddelde Moskoviet. In de bussen ontbreken conducteurs. De mensen doen geld in een trommel en scheuren zelf een kaartje af. Zo te zien ontbreekt iedere controle.
Kroegen zijn zeldzaam, terrasjes ont-