Oplossing voor Berlijn?
A. Nuis
Er zijn vier partijen in de strijd om Berlijn: het communistische blok, de Westerse mogendheden, de Oostduitse regering en de Westduitsers. Ten slotte zijn er nog de Berlijners, de kinderen van de rekening. De twee kampioenen van wereldformaat zijn potentieel wel gevaarlijker, maar hun beider Duitse schildknapen zijn kwaadaardiger: de wereld zou tevreden zijn met stabilisatie, de Duitsers zijn gebaat bij verandering van de status quo. Dat zou zo erg niet zijn - tegen hun grote broers vermogen ze weinig - als de omstandigheden hen niet begunstigden. Ulbricht wil, heel in het kort gezegd, West-Berlijn hebben om te voorkomen dat zijn staat leegloopt en een labiel en onbetekenend aanhangsel blijft van het Rijk van het Oosten. De Westduitsers willen niet alleen West-Berlijn handhaven, ze willen de voorlopigheid van de Berlijnse regeling, van de sogenannte DDR en van de Oder-Neissegrens handhaven om de aanspraken op hereniging niet te verliezen. Als wereldburgers of als burgers van het Westen is die voorlopigheid natuurlijk niet in hun belang, maar de verkiezingscampagne bewijst weer dat Duitsers in de eerste plaats Duitsers zijn.
De groten zijn, zoals gezegd, uit hoofde van hun positie minder agressief. De Russen zouden tegen de enclave West-Berlijn op zichzelf waarschijnlijk geen bezwaar hebben, als er niet zo'n ondermijnende werking van uitging als voorbeeldige propaganda voor de hereniging; ook zal het voor hen waarschijnlijk geen bijzonder belangrijke vraag zijn of Silezië en Pommeren door Duitsers of Slaven worden bewoond. Het Westen zou de DDR wel willen erkennen, als het maar zeker kon zijn van de enclave Berlijn en de ongehinderde toegang daarheen. De moeilijkheid is dat Berlijn een voorlopige status heeft, en dat het veranderen daarvan in een permanente bijna onvermijdelijk voor één der grote partijen, en misschien wel voor beide, een stap terug betekent. Als de Russen de huidige toestand als de blijvende zouden erkennen, zouden ze een belangrijke concessie doen; ze willen dus meer, en dat houdt concessies voor het Westen in. Zo krijgen de motieven van de Duitsers - voor de wereldvrede volstrekt onverantwoordelijke motieven - hun kans.
Om een blijvende regeling voor Berlijn te vinden lijkt het dus in de eerste plaats nodig dat de aspiraties van de twee Duitse rivalen zo elegant mogelijk worden uitgeschakeld. Verder moet er voor Berlijn zelf een status gevonden worden die essentieel verschilt van de huidige, zodat noch het Oosten, noch het Westen met een meetlat kunnen uitrekenen hoeveel ze gewonnen of verloren hebben. Voor het laatste lijkt het nodig dat de wereldmachten hun touwtrekken om Berlijn staken, voor het eerste dat ze juist ter plaatse blijven om te voorkomen dat een eventueel vacuum door strijdlustige Duitsers wordt opgevuld.
Er is misschien een mogelijkheid om de tegenstrijdige eisen te verzoenen, al lijkt die op het eerste gezicht wat revolutionair: namelijk overplaatsing van de zetel van de Verenigde Naties naar Berlijn. De hele stad zou een status kunnen krijgen vergelijkbaar met die van Washington D.C.: gemeentelijke autonomie onder direct toezicht van de VN, met VN politietroepen bestaande uit Berlijners. De VN zou er niet kwetsbaarder van worden dan zij is, want een vonk in het kruitvat Berlijn zou er òòk in New York het einde voor betekenen. Oost zowel als West vrezen de toestand in Berlijn om de mogelijkheid dat de tegenstander die als springplank zou gebruiken. Onder de ogen van de wereld wordt Berlijn als springplank onbruikbaar. Men stelle zich slechts een Russische of desnoods een Westduitse tank voor die op een Berlijns trottoir een aantal Afrikaanse afgevaardigden van de sokken rijdt. Berlijn zou neutraal worden, maar het zou zo onkwetsbaar zijn als een neutraal gebied maar zijn kan. De DDR zou veilig kunnen worden erkend. De hereniging zou van de baan zijn, maar de Duitse nationale trots zou internationaal, en dus beter, voedsel krijgen. Voor de Verenigde Naties zelf zou een zetel op de grens van Oost en West, op een plaats die wereldcentrum is zonder deel uit te maken van een grote of kleine, neutrale of niet-neutrale mogendheid, in vele opzichten te verkiezen zijn boven de huidige.