zeker gezag, maar hij was meer een volkstribuun dan een staatsman en zijn gezag bleek in de praktijk geringer dan men dacht. Colijn was iemand, die gezag had over het kabinet en dat gezag op de Staten-Generaal wist over te dragen, maar hij was toch te eenzijdig om een groot man te worden. Heel ver terug: Thorbecke had groot gezag als kabinetsleider, vooral door zijn glasheldere politieke denkbeelden, maar hij trad op, toen de partijvorming nog op gang moest komen, een tijdperk, dat niet meer vergelijkbaar is met 1961. En natuurlijk had Drees autoriteit, vooral doordat hij de leiding had in een periode van herstel maar ook omdat hij grote politieke ervaring bezat en een kritisch oordeel kon vormen over het beleid van andere ministers. Ofschoon hij bijvoorbeeld niet in de openbaarheid trad in het buitenland, had hij toch een belangrijke stem bij de bepaling van het buitenlandse beleid.
Bij het tegenwoordige kabinet kan men, helaas van de negatieve kant, waarnemen, hoe belangrijk de positie van de minister-president is. Men kan zich desnoods permitteren een kabinet te maken met een stuk of drie zwakke ministers; de aanwezigheid van een minister-president, die èn ondeskundig èn gezagloos is, blijkt een weelde te zijn, die men zich in een moderne staat niet meer kan veroorloven. Zachtaardigheid en beminnelijkheid zijn in de politiek niet de deugden, die zij in het gewone maatschappelijke verkeer zijn. Wie de politiek bedrijft, moet de kategorieën van de politiek aanvaarden, anders faalt hij. Dat is niet gemakkelijk in een welvaartstaat, waar het leven buiten de politiek zo aangenaam is en zo comfortabel. Maar politiek, het behartigen van het landsbelang zonder zijn eigen denkbeelden al teveel geweld aan te doen, is geen gemakkelijk bedrijf. Men moet hard zijn, heel ijverig, een bijzonder goed denkvermogen bezitten, en een grote slagvaardigheid. De oude gewiekstheid is nog maar zeer ten dele een nuttige eigenschap. Gebrek aan de normale dosis technische kennis kan men niet meer met
advocatentrucjes maskeren. Zuiver theoretische intelligentie is voor een praktische politicus van weinig betekenis, praktische intelligentie (het doorzien van een situatie) daarentegen wel. Algemene eruditie kan in redevoeringen heel aangenaam klinken, voor het voeren van een beleid is zij nutteloos.
Als iemand het offer brengt politicus te worden en te blijven, moet tegenover dit offer iets positiefs staan. Natuurlijk iets anders dan de materiële bevrediging die de welvaart schenkt, ofschoon wij in Nederland met de ministerssalarissen ook nog in de negentiende eeuw verblijven. Het ambt van minister-president moet de zekerheid schenken, dat men zich kan ontplooien, dat men geen object is van de partijpolitiek of van belangengroepen binnen de fracties of binnen de partijen, maar dat men een taak vervult, die zeer hoog is in de hiërarchie van de staat en die wordt gewaardeerd. Het toppunt van burgerzin, een uiterste consideratie voor de minister-president, is natuurlijk een fictie in een gezonde parlementaire democratie. Zo een mentaliteit leeft alleen in de wensdromen van bureaucraten in de slechte betekenis, of van zeer reactionaire mensen, die burgerzin gelijk stellen met de voorvaderlijke ijzeren tucht van het absolutistisme, of in totalitaire staten, naar buiten althans.
De gemoedelijke opvatting van het minister-presidentschap, die haar parallel vindt (of haar doorwerking) in het verschijnsel van het gezellige vriendenclubje, dat het kabinet in ons land dreigt te worden, zal in onze parlementaire democratie moeten verdwijnen. Een minister-president in Nederland staat door zijn staatsrechtelijke positie en door zijn feitelijke gezag op een lager niveau dan bijvoorbeeld de bondskanselier in Duitsland, de Franse president en de prime minister in Engeland, die zijn grote gezag bezit door het twee-partijenstelsel en zijn kabinet van partijgenoten.
Wanneer De Quay een conferentie in Bonn of Parijs bijwoont, zit hij daar als een mindere van de bondgenootschappelijke staatshoofden. Niet alleen, doordat hij een zeer middelmatige staatsman is, maar ook doordat hij slechts een minister-president is in een constitutionele monarchie met een veelheid van partijen. Een minister-president kan juridisch nooit worden gelijkgesteld met een staatshoofd, maar minister-president in Nederland zal ter compensatie alleen maar iemand mogen zijn, die èn in zijn eigen land èn in het buitenland een stevige reputatie en een behoorlijk gezag