Hollands Weekblad. Jaargang 3
(1961-1962)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
Over autobiografieën
| |
[pagina 13]
| |
Zoveel onbewust inlevingsvermogen achteraf is zeldzaam: meestal mogen we blij zijn als de schrijver met zijn huidige vermogens zijn vroeger bestaan beschrijft zonder al te veel in te grijpen. Simone de Beauvoir (Mémoires d'une jeune fille rangée) legt geloof ik maar één keer uitdrukkelijk een verband tussen vroeger en nu, als zij vertelt over de tegenstrijdige opvattingen van haar ouders - Ce déséquilibre qui me vouait à la contestation explique en grande partie que je sois devenue intellectuelle. Op de plaats in het boek waar deze opmerking voorkomt is ze naar schatting zes jaar oud. Maar dergelijke interpretaties zijn zeldzaam: voor het overige wijdt zij heel haar intelligentie, haar ontzagwekkende ernst aan een neutrale constructie van een intact gelaten jeugd. Eerst verbazen die ernst en intelligentie, te groot voor de nietige geschiedenis van vriendschappen, scholen, examens waar zij aan worden besteed; maar in werkelijkheid is het glasheldere, minutieuze verslag een voortdurende analyse, en onder de détails ontwikkelt zich, stap voor stap, een persoon. In ons land is het genre slecht vertegenwoordigd. Du Perron is een uitzondering; ik bewonder hem te zeer om er hier over te schrijven. Tegenover Anton Wachter heb ik deze scrupule niet. Anton Wachter maakt ook een ontwikkeling door, maar averechts: hij begint als zichzelf, de kleine Vestdijk, wordt dan een romanfiguur en eindigt als karikatuur. Het begin is prachtig, juist genoeg door de vakman vervalst om aan het leven in Harlingen de intensiteit te geven die het voor een jonge Harlinger natuurlijk heeft maar die toch bij een platvloerser verslag nauwelijks geloofwaardig zou zijn. Later gaat het mis. De jammerlijke ontwikkeling van kind tot hangerige adolescent heeft als algemeen verschijnsel realiteitsgehalte, maar dat verklaart nog niet waarom Vestdijk op zijn eigen jeugd de muffe schelmenroman van een verzonnen student heeft geënt. Ik kan tenminste niet geloven dat de schrijver zichzelf voor heeft met de onvolledige figuur die hij tenslotte zonder veel animo de cyclus rond laat maken. In het laatste deel leest Anton Wachter Proust, hoort er althans over, en besluit later ook zo'n soort boek te schrijven. Deze misplaatste verwijzing, technische truc die de schakels sluit, is, dunkt me, alleen ironisch te waarderen; in ieder geval is het een bewijs hoe ver we van de realiteit, van welke soort dan ook, verwijderd zijn geraakt. Als staaltje van subiectiviteit is het me in ieder geval te sterk. Deze verwijzing is niet alleen smakeloos, ze is ook onjuist, zelfs indien we afzien van de pretentie van Anton Wachter en haar alleen beoordelen als een onafhankelijke appreciatie van Proust. Al ben ik nog niet verder dan het negende deel gevorderd, het staat voor me vast dat het oeuvre van Proust van alle andere autobiografieën verschilt omdat wij volstrekt niets vernemen over het leven van de schrijver. Het procédé van sommige reclamefoto's, die onze aandacht vestigen op een enkele persoon, scherp of in kleuren weergegeven temidden van een grijze of onduidelijke menigte, is bij Proust omgekeerd: de schrijver is alleen aanwezig in de sensaties die hij ons beschrijft; hij is een negatief, een gietvorm, de onzichtbare man die wij pas opmerken doordat de sigarenrook die we uitblazen om zijn gestalte blijft hangen. Deze schrijver heeft niet alleen de goede smaak ons alle onbelangrijke détails van zijn dagelijks bestaan te onthouden: zijn naam, zijn kwaal, zijn bezigheden zijn op zijn hoogst met een fijne kam te reconstrueren - bizonderder is dat hij ook zijn eigen persoonlijkheid nooit als merkwaardig of eigenaardig voorstelt. Zo observeert hij kalm maar met een verschrikkelijke juistheid een wereld, en wat ons er van zijn eigen reacties bij wordt toevertrouwd draagt er alleen maar toe bij dat we precies weten hoe het was. Na lezing weet ik niet meer welke sensatie van mij, welke van Proust was: dit is het hoogtepunt, de onpersoonlijke autobiografie, een directe transfusie van ervaringen - om nooit genoeg van te krijgen. |
|