44 procent van de totale produktie, m.a.w. 56 procent werd geconsumeerd door de kolchosboeren en hun gezinnen, ongeveer een derde van de hele bevolking, of op de kolchosmarkt verkocht. Voor melk en zuivelprodukten was het aandeel van de staatsaankopen nog lager, nl. 40 procent en voor eieren niet meer dan 23 procent.
Een mogelijkheid om afdoende verbetering in deze verhoudingen te brengen, zou zijn een verdere verhoging van de prijzen voor staatsaankopen bij de collectieve boerderijen en dan in zo'n mate dat zij een afspiegeling zouden zijn van de werkelijke vraag en aanbod-situatie. Maar een dergelijke omzwenking naar een open marktpolitiek is zeker niet te verwachten. De weg die dan overblijft is ervoor te zorgen dat de collectieve boerderijen op korter of langer termijn identiek worden aan de staatsbedrijven, de sovchozen. De staatsbedrijven zijn eigendom van de staat, zij dienen de opbrengst geheel aan de staat af te leveren en de ‘boeren’ werken er als arbeiders in de industrie, d.w.z. tegen een tariefloon in geld. De collectieve boerderij daarentegen, dat storende compromis met de kapitalistische prehistorie, is bezit van de deelnemende boeren die ieder een bepaald minimum aan ‘werkdageenheden’ moeten inbrengen en die daarvoor een loon gedeeltelijk in geld, gedeeltelijk in natura ontvangen. Daarnaast mogen zij beschikken over een privé stukje land en dieren. De opbrengst daarvan, met de produkten die zij als loon in natura ontvangen, mogen zij op de kolchosmarkt verkopen.
Inderdaad is in de laatste jaren een aantal collectieve boerderijen omgezet in staatsbedrijven, maar dat schijnt geen succes te zijn geweest. De produktieresultaten zijn er niet op verbeterd en de omzetting heeft ook de nodige onrust teweeg gebracht, getuige open brieven aan kranten en een protesttocht van alle genationaliseerde boeren uit een groot district naar de minister van landbouw in Moskou. Het ziet er dan ook naar uit dat men voorzichtig tewerk zal gaan. In de vergadering van het centraal comité heeft Krushchev al gewaarschuwd de omzetting niet als een panacée voor alle moeilijkheden te zien. Allerlei andere tekenen wijzen er ook op dat men het eerder wil zoeken in een hervorming van de kolchozen van binnen uit, in die zin, dat zij heel geleidelijk steeds meer op de staatsbedrijven zullen gaan lijken. Een stap in die richting is het samenvoegen van aan elkaar grenzende collectieve bedrijven tot grotere eenheden en verder het vervangen van een loon gedeeltelijk in geld, gedeeltelijk in natura, door een loon dat geheel in geld wordt betaald. Vermoedelijk zullen uit het nieuwe partijprogramma dat een dezer dagen wordt gepubliceerd, wel gevolgtrekkingen voor de positie van de collectieve boerderij kunnen worden gehaald, want het is zeker dat het instituut niet thuis hoort in de communistische maatschappij, die volgens het programma wel op de drempel zal staan.
Al zal de collectieve boerderij nog niet dadelijk zijn verdwenen, vermoedelijk zal het begeleidende verschijnsel van de kolchosmarkt het niet lang meer maken. Men kan zich voorstellen dat dit in communistische ogen een ondraaglijk kapitalistische uitwas moet zijn; boeren uit Georgië, die vier uren in een straalvliegtuig reizen om hun appels op de markt van Tashkent te verkopen, afgezien nog van de manipulaties op groter schaal door de leiders van de kolchozen. Eén in de serie ingrijpende besluiten die genomen zijn na de januari-vergadering van het centraal comité is dan ook het gemeenschappelijk decreet van het centraal comité en de ministerraad van de U.S.S.R., dat de verbruikerscoöperaties nu de afzet zullen gaan regelen van de produkten van de individuele kolchosboeren en van het surplus dat de collectieve boerderijen overhouden nadat zij aan hun verplichtingen tegenover de staat hebben voldaan. Als motief wordt opgegeven dat men de boeren ‘kosten en tijd wil besparen’. Het is de bedoeling dat de coöperaties de produkten opkopen tegen met de boeren overeengekomen prijzen, maar het is wel zeker dat zij een functie zullen krijgen in het ombuigen van de prijzen in de door de staat gewenste richting. De centrale organen van de coöperaties wordt aanbevolen in de verschillende republieken en rayons verkoopafdelingen voor landbouwprodukten te vormen, die op de markten of via hun winkels de waren zullen verkopen.
In de Prawda van 18 maart werd met nogal wat ophef melding gemaakt van de opening van de eerste ‘coöperatiemarkt’ is Krasnodar, in het centrum van de stad. ‘In plaats van de slordige kramen en planken waar de boeren hun waren aan de markt trachten te brengen, waren er nu aantrekkelijke paviljoens verrezen’. De boeren van meer dan vijftig collectieve bedrijven leveren aan de verbruikerscoöperatie die de markt exploiteert. Overigens waren er al dadelijk klachten over onvoldoende assortiment. Het personeel van de coöperatie werd dan ook aanbevolen ‘niet te wachten totdat de boeren hun waren komen aanbieden, maar zelf de boer op te gaan’.