Sterker nog, als Ajax met 3-1 van DWS wint, zal de totale oplage in Amsterdam geen verschil tonen, maar in Amsterdam Oost, waar Ajax zetelt, zal de verkoop aanzienlijk groter zijn dan in de Spaarndammerbuurt. Deze tendens, dat de verkoop afhankelijk is van de uitslagen, geldt niet alleen voor Amsterdam en Rotterdam, maar voor het gehele land. Daarom worden iedere zondagavond in Delft, waar Sport en Sportwereld gedrukt wordt, de resultaten van de wedstrijden nauwkeurig bestudeerd, om aan de hand daarvan vast te stellen hoeveel kranten er naar Enschede, naar Groningen, naar Limburg, naar Alkmaar of naar Breda zullen worden gestuurd. Opmerkelijk genoeg heeft men daarbij de ervaring dat de Amsterdammers van alle lezers het minst chauvinistisch zijn!
Hoezeer de verkoop afhankelijk is van de uitslag, blijkt vooral ook na een interlandwedstrijd. Zou Nederland na een schitterende wedstrijd met slechts 1-0 verliezen van wereldkampioen Brazilië, dan zou de verkoop desondanks kleiner zijn dan na een in feite onbetekenende overwinning met 7-1 op Luxemburg. Bij wijze van spreken... Daarom gaat men er niet al te gauw (zelfs al te langzaam) toe over een extra editie te vervaardigen na een interlandwedstrijd op woensdag. De kans van een miserabele verkoop na een nederlaag, remt de zin voor avontuur bij de directie.
Het is moeilijk te zeggen waar het precies aan ligt, maar er is in Nederland betrekkelijk weinig belangstelling voor sportkranten. We zijn weliswaar een klein landje (dat mag eindelijk wel eens gezegd worden), en het is dus begrijpelijk dat er voor een sportdagblad geen plaats is, maar één weekblad met nagenoeg geen concurrentie (het officiële orgaan van de KNVB, De Sportkroniek, wordt nauwelijks als zodanig gevoeld) is toch wel erg weinig. Toen Sport in 1945 werd opgericht, bestond het blad Sportwereld al enige maanden. Na een jarenlange concurrentiestrijd werd Sportwereld in 1951 door Sport opgekocht (en opgeslokt), dat sindsdien Sport en Sportwereld heet. In de loop der jaren doken nog wel enkele kleine concurrenten op zoals het Oostelijk Sportblad (dat nu ook in S en S is opgegaan), Marathon (dat in het zuiden en westen voet aan de grond trachtte te krijgen, maar opgekocht werd door Run, dat inmiddels ook de geest heeft gegeven), en tenslotte TOTO, dat op donderdag verscheen, maar na niet al te lange tijd ook de strijd heeft moeten opgeven. TOTO had gehoopt zich op de opengevallen plaats te kunnen nestelen die Sportief had achtergelaten - het rijk geïllustreerde, minder op de actualiteit gerichte en op ‘beter papier’ gedrukte donderdagblad van Sport en Sportwereld. Doordat de trouwe lezerskring van een paar duizend man zich nimmer wenste te verbreden, stierf ook Sportief enkele jaren geleden een mooie dood.
Hoe komt het, dat de belangstelling voor sportbladen zo betrekkelijk gering is? De gedachte, dat de dagbladen na de oorlog meet aandacht aan sport besteden en daardoor de behoefte aan een sportkrant verkleinen, is onjuist. Voor de oorlog werd er meer over sport geschreven dan nu. Er stonden vooral meer beschouwingen in de kranten dan tegenwoordig. Was er op een donderdagavond een belangrijke wielerwedstrijd, dan kreeg men eerst in zijn ochtendblad een voorbeschouwing. Daarna in het ochtendblad van de volgende dag het verslag, en in het vrijdagavondblad de analyse. Men schreef maar aan. Trouwens, wat die belangstelling betreft, juist voor de oorlog leden de schaarse sportbladen (Sport in Beeld, Revue der Sporten) een noodlijdend bestaan, wat van Sport en Sportwereld niet gezegd kan worden. Een oplage van 100.000, met nagenoeg geen concurrentie, is nochtans klein als men beseft, dat Nederland vele honderdduizenden sportbeoefenaren en -liefhebbers telt.
Dat Sport en Sportwereld zich nu al ruim vijftien jaar, en betrekkelijk onbedreigd, heeft weten te handhaven, is vooral te danken aan het stabiele karakter van het blad. Hoewel het de opzienbarendeprimeurs, in duidelijke opmaak, niet versmaadt, neigt de algemene tendens van de krant toch meer naar de degelijkheid van de NRC dan naar de sensationele opgewondenheid van De Telegraaf (wat men, op 't eerste gezicht, bij een sportblad niet zou verwachten). S en S drijft op haar drie kopstukken. De hoofdredacteur, Kick Geudeker, een journalist met het bekende Fingerspitzengefühl, die met zijn wekelijkse hoofdartikel (altijd rechttoe rechtaan, maar plastisch geschreven zodat men iedere keer weer de indruk krijgt met een bijzonder belangrijk probleem geconfronteerd te worden) voor een goed deel het karakter van zijn blad bepaalt. Dan Martin Bremer, technisch hoofdredacteur, maar mede de inhoud bepalend, en er meer dan wie ook voor zorgdragend, dat de degelijke betrouwbaarheid van de krant gehandhaafd blijft. En tenslotte Ir. Aad van Emmenes, wel de grootste voetbalkenner in ons land, die er nu al jarenlang in slaagt een steeds bezonken oordeel te vellen over zoiets opwindends als voetballen en wat daar mee samenhangt. Daarnaast beschikt