Hollands Weekblad. Jaargang 3
(1961-1962)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
2De kastanjeblaren beginnen
Dit jaar vroeg met dode randen.
Zij wisten niets meer te verzinnen
Om hun leven te rekken;
En in de regen bederven oude banden
Snel; worden geel, dat is het gekke.
| |
3Het is niet waar dat een vrouw
Zich vermannen en een man
Zich vervrouwen kan
Zonder dat zij daarvan
Gebarsten hoofden krijgen
En dode lijven.
ballade
| |
4Wachtend op het einde.
Denkend aan vroeger, aan het ongerijmde.
Steeds naar haar gezicht kijkend.
Ontoereikend.
| |
5De schrale zwarten schikten de pop,
Gaven het ronde houten hoofd
Een zet, legden een onwillig been
Waar het hoorde, bloemen op
Het glas, het licht in de kamer gedoofd.
Zij lieten het stilleven alleen.
| |
6Het is niet waar dat de trouw
Aan vroeger zwaluwen leidt
Bij hun terugkeer. Wijd
Is de lucht en zelfs spijt
Brengt verschil, geen herleving
Van stijve beelden.
|
|