Eindexamen
F.W.N. Hugenholtz
De eindexamen-campagne is vrijwel ten einde. Er is weer hard gewerkt, er is veel vreugd bij de geslaagden, verslagenheid heerst onder de afgewezenen, opluchting bij de ouders van beide categorieën, voldoening bij de meeste docenten, een gevoel van bevrijding bij de gecommitteerden en deskundigen. Ten departemente gaat nu het felle examenleven rustig uitblussen in de statistieken en de financiële experts gaan de tonnen uitkeren, die het ook dit jaar weer allemaal heeft gekost aan vacatiegelden, reis- en verblijfkosten. En, ja natuurlijk, het is nu de tijd van de ingezonden stukken en het mondeling geklaag, resp. van onbaatzuchtige personen die menen de cultuur op die wijze te moeten en kunnen dienen, van de teleurgestelde vaders, van directeuren en rectoren wier oogst minder was dan zij verwachtten, van docenten die de ‘stukjes’ niet juist vonden, en tenslotte van de Principiële Vernieuwers. Jaar in jaar uit zijn die ingezonden stukken gelijk en toch tobben we maar door. De enige afwisseling zit hierin, dat er steeds weer nieuwe vaders teleurgesteld worden. Niet dat het leger van misnoegde vaders al maar aangroeit; de meesten vergeten er openbaarlijk kennis van te geven, dat zij, na een jaar, als zodanig geschrapt willen worden.
Aangezien nu blijkbaar in de pers de eindexamentijd graag van de negatieve kant bekeken wordt, wil ik daarop geen uitzondering maken, een lijst van veel gehoorde grieven trachten op te stellen en op enkele daarvan ingaan. Er is drieërlei verzet.
A. Principieel en radicaal verzet. Het eindexamen zelve is een onding, het maakt leerlingen en docenten neurotisch, legt een druk op de school, het onderwijs ontaardt in africhten, het toeval speelt een te grote rol. Waarom toch niet een eenvoudig getuigschrift verleend aan leerlingen die een instelling van onderwijs, naar het oordeel van de docenten, met vrucht hebben gevolgd?
B. Verzet tegen de gestelde eisen in het algemeen of tegen een of meer bijzondere eisen in een bepaald jaar. Het program is te zwaar, er moet in enkele dagen teveel gepresteerd worden, ofwel: een bepaalde opgave of ter vertaling opgegeven tekst deugt niet, is te moeilijk, of te onduidelijk geformuleerd.
C. Verzet tegen de aanwezigheid van met aanzienlijke bevoegdheden beklede toezieners en bijzitters. Deze kunnen worden beschreven als ondeskundig, willekeurig, te streng, zenuwprikkelend voor examinandi en examinatoren. Gelukkig zijn zij, als er candidaten zakken, ook de voornaamste zondebokken.
In mijn twaalfjarige praktijk als gecommitteerde bij de gymnasiale eindexamens heb ik scholen gezien waar de muren meetrilden van de zenuwen, waar rector, leraren en leerlingen nodig aan de broomdrank moesten. Je voelt dat als je binnenkomt en je weet ook dat de resultaten er niet al te best zullen zijn. En je weet van te voren dat Jantje en Pietje door de zenuwen ‘ver onder hun kracht hebben gewerkt’ en dat Rietje last had van U-weet-wel, en dat het allemaal zo beroerd is. Je weet van te voren dat de voorgestelde cijfers te hoog zijn, dat je de cijfers zult moeten ‘drukken’, dat je ruzie zult krijgen en de boeman zult zijn. En je weet ook deksels goed dat de zenuwen de primaire oorzaak niet zijn, dat of de rector of de docenten of de leerlingen of allemaal niet voor hun taak berekend zijn, dat er al jaren voor het eindexamen de vrees heerst niet aan de eisen te kunnen voldoen, dat er met de moed der wanhoop is gedrild en veel schade is berokkend aan de psyche van de leerlingen. En je weet dat alles zo precies na één ochtend, omdat je ook andere scholen kent, en gelukkig de meeste.
Daar heerst rust, daar is jarenlang met