Brief uit Parijs
J.S. Cramer
De zomer is dit jaar laat begonnen, en tot veertien dagen geleden was het weer zo slecht dat we wat mij betrest in Holland of Engeland hadden kunnen blijven wonen. Maar zodra de stralende, ononderbroken zomerhitte zich heest geïnstalleerd hervind ik het vacantieland van vroeger. Vijftien jaar geleden, toen er alleen nog maar houten treinen reden, ging ik met twee schoolvrienden voor het eerst echt naar Frankrijk. Aan de grens bleef ik toen nog een uur of zo, en om vier uur 's ochtends stonden we in Bettignies in de ochtendmist op het perron te trappelen van verrukking. Ik hervind die emoties nog altijd bij stukjes en beetjes bij het zien van een afgeschilferde Dubonnetreclame, bij een bepaalde temperatuur op straat, in de koele grotten van de café's waar de mensen al zo vroeg een glas witte wijn komen drinken. En als ik 's ochtends de trappen van het Trocadero ben op geklommen houd ik op het terras even stil om de dag als toerist te beginnen. De auto's die beneden geparkeerd staan trillen al in het licht: het wordt een warme dag.
Men kan over dit soort naieve romantiek denken wat men wil, ik beken dat ik er liever aan toegeef dan aan de ernst van de politieke of economische ontwikkeling. Wat dat betrest begint het er soms op te lijken of we niet ver meer zijn van de grote nihilistische chaos, de strijd van allen tegen allen, die als ik het goed heb in de hervormingsplannen van de Sade aan de zuiverende revolutie vooraf moet gaan.
Er zijn natuurlijk grote brokken soliede structuur, zoals de kassen van de kinderbijslag, halspublieke instellingen die, in een federatie verenigd, een soort eigen sociale politiek voeren. De bijslagen van allerlei aard worden hier eens per maand in specie uitbetaald door de betaler, een soort omgekeerde wisselloper die met een grote zak geld van deur tot deur gaat. Er zijn daarop uitzonderingen, zoals Marseille, waar je met een zak geld niet ver de straat op komt, zodat de huisvrouwen het geld er moeten komen ashalen op een aantal geblindeerde wijkkantoren. De betaling aan de vrouw is onderdeel van het filosofisch systeem, dat aan de bijslagen een aparte rol toekent: een sociaal inkomen, dat buiten de sfeer van economische prestaties valt. Het gaat trouwens om grote bedragen, al gauw zo'n 20% van het totale inkomen. De filosofie komt verder tot uiting in allerhande sociale en huishoudelijke steun, voorlichting en opvoeding: op het hoofdkantoor zag ik een fraaie wisselbeker voor de een of andere huishoudelijke uitblinker bestemd. Het is aardig sociale politiek voor de verandering te bedrijven met flinke fondsen achter de hand. Wat de bestuurders betreft, op 't eerste gezicht kwam ik tot de conclusie dat de mannen van hoog tot laag aaan het hoofd staan van grote gezinnen, terwijl de vrouwelijke medewerkers meest ongetrouwd zijn. Toeval, folklore, eigenbelang of selectie, de oorzaak heb ik nog niet kunnen vinden.