Eenmaal Ida Simons
J.J.D. Rijk
Ida Simons: Een dwaze Maagd en Als water in de woestijn. Stols-Barth.
Van Ida Simons zijn twee boeken verschenen: het eerste, Een dwaze Maagd, bevatte prachtige herinneringen aan haar jeugd en bracht haar erkenning als schrijfster vóór ze korte tijd later, in 1960, overleed; het tweede werk is posthuum gepubliceerd en bevat fragmenten uit de onvoltooide roman Als water in de woestijn (tevens de titel) en enkele korte verhalen.
Jeugdherinneringen zijn vaak het eerste resultaat van literaire aspiraties. Schrijven heeft iets van stenen buiten je huis neerzetten, in het vaste geloof dat ze langer zullen staan en meer blijven betekenen dan de vergankelijke woning, en het is dus geen wonder dat de zo ondeelbare en nooit afgesloten ervaringen uit de jeugd de eerste steen zijn - hoe ongelukkig de schrijver daarna misschien ook is met dat verstarde symbool.
Bovendien levert de autobiografie, in welke gedaante ook, de stof die het gemakkelijkst voor de hand ligt, en hoewel daarmee de vormgeving niet vanzelf komt, is de bewuste waarneming en vormgeving van anderen, van vreemden en hun vreemde lot, een latere fase, waarin men met meer overleg te werk moet gaan - afgezien natuurlijk van de ‘geboren’ vertellers van fantastische verhalen en verzonnen gebeurtenissen, die de lezer kunnen boeien als een toerist, maar waarbij hij steeds achter de raampjes van zijn eigen auto blijft en niets kan aanraken.
Met het opschrijven van herinneringen kan men vele kanten op: zelfs wie denkt ze neutraal weer te geven, te notuleren, stelt de zaken eenzijdig voor. Mooier dan het was, althans geconcentreerder en heftiger zelfs in de verveling of het wachten, alleen al omdat een boek dat eist; maar ook omdat de schrijver op dit moment alleen in deze schikking er iets van begrijpt, of integendeel ziet dat het alleen zó op de enig-juiste manier onbegrijpelijk was.
Het doel kan zijn de jeugd als rechtvaardiging of verontschuldiging van het bestaan te kiezen, of erin te vluchten als in het enige stuk leven dat zonder compromissen was; het kan een agressieve Verdichtung zijn die voor de schrijver alleen op deze manier waard is erkend te worden, en dus nu wordt geschapen, of een profitabele overpeinzing met een moraal. Alles kan en het eigenbelang is nooit afwezig.
Ook bij Ida Simons niet die, zoals men ook leest in een voorwoord van Pierre H. Dubois bij Als water in de woestijn, bepaald niet is gaan schrijven uit vertelzucht. Bij haar stond ook nog een heel ander belang op het spel. Haar loopbaan als concertpianiste werd door de bezetting onmogelijk toen ze 29 jaar was, en na de bevrijding was ze te verzwakt om te voldoen aan de eisen die zij zich voor de concertpraktijk stelde. Vanaf haar kinderjaren had ze geleefd met de piano, en het verlies van deze mogelijkheid moet ze hebben ervaren als een verlies van zichzelf. Zelden zal het voorkomen dat iemand na zo'n crisis de kracht opbrengt zich een nieuw bestaan te verschaffen in een andere kunstvorm, die met minstens dezelfde noodzaak beoefend wordt. En hoe weinig is van deze persoonlijke behoefte terug te vinden in het verhaal van het joodse meisje Gittel, het twaalfjarig meisje dat zo'n groot talent had! Schrijven over zichzelf kan juist door de grote persoonlijke behoefte ontaarden in voor anderen ontoegankelijke mysteriën, in gezanik of geweeklaag; en allicht dat iemand met een grote inzet als Ida Simons dit boek niet schreef uit een verzetje. Maar het wonderlijke van Een dwaze Maagd is juist de zuivere toon, waar geen spoor van zelfbeklag in schuilt, en geen dramatisch op-