in de steek gelaten, nog vóór de test is begonnen.
- Laat je nooit uit het veld slaan. Wees wie je zou kunnen zijn.
Boris, hou op met je loze praat.
- Potentieel ben je iemand die beslist en leiding geeft. Toon dat dan!
- Zeg meisje!
Wie zei er wat? Ik niet... ik toch niet? zei ik het heus?... ik bedoel... ik wou zeggen, U...
U negeert me. U fluistert weer met die... met die... Je laat me staan, hè, in dit marmeren mausoleum. Je meent dat ik me laat koeieneren door de eerste de beste domme kantoorjuffrouw, door de eerste de beste domme slet. Wat denk je wel? Zo'n houding hoef ik niet te accepteren. Waar...?
- Wilt U mij volgen?
In een nauwe rok stapt ze kittig voor mij
uit. Het klikklakken van haar naaldhakjes en het zachte geluid van nylons die telkens onzichtbaar langs elkaar schuiven maken mij prettig weemoedig. Ik kijk om. De voordeur is niet meer te zien en ik kan niet nagaan waar de man gebleven is op wie zij zo gesteld schijnt.
Waar gaan we heen? De muren van deze gang zijn niet meer van marmer. De vloer wel. Vierkante platen. Niet op de naden trappen... dat scheelde niets. Stap iets verlengen. Niemand die het merkt.
- Wacht U hier even.
Weg is ze. De massieve deur is bijna geluidloos in het slot gedrukt. Toch blijft er iets natrillen. De vloer? mijn benen?...
- Kalm blijven.
Stik, Boris.
- Zie de dingen objectief. Je bent toeschouwer. De benen objectief zien...
Ze trillen op een manier die je niet ziet en alleen maar voelt. Hoe zien benen er uit?... de tenen zijn in leer gevat, de knieën scharnieren in grijs kamgaren hulzen, de enkels... gek woord: enkel. Twee enkels aan één voet. Enkelstel. Enkelspel. Dubbelspel. Niet afdwalen. Benen lopen. Penelope. Antilope. Loopbenen. Loopbanen... ik heb loopbenen. Zij niet. Klik klak. Shff shff... nylon op nylon. Streelbenen in een warme wollen jurk... daar is ze weer.
- U kunt binnenkomen.
Eerst drie keer diep inademen. Ik ben ik. Leendert Bosman. De naam van een mens. Zoals Einstein de naam is van een mens en Mozart en Churchill en Dupont en Jansen. Leendert Bosman. Een ingewikkeld mechanisme. Een ongekend zonnestelsel. Een mysterie. Wie ontraadselt het? Plancet, je krijgt één dag de tijd. Ik - Leendert Bosman - ben jouw probleem. Ga je gang, Plancet. Werk je in het zweet.
- Hoe is uw naam?
- Bosman. L. Bosman...
... de naam van een zak. Een zak zonder weerga.
Maar jij, Plancet, je bent geen haar beter. Je bent oom Karel. Ik herken je wel. Oom Karel van tante Fiep die sinds mensenheugenis slecht ter been is. En de neven... de onbehouwen krengen... Hendrik en... hoe heet die andere ook weer?
Dr. Plancet praat. Tegen mij. Opletten!... hij is jonger dan oom Karel. Hij praat vlugger. Hij heeft meer haar. En meer vlees. En meer hersens waarschijnlijk. Hij vraagt iets. Wat wil hij weten?
- Nee, ik ben nooit eerder getest.
Hij schrijft. Hij vult formulieren in.
Boris wel. Boris is al vier keer psychologisch onderzocht. Hij kreeg de banen die hij hebben wou. Maar hij hield het nergens lang uit omdat het werk hem overal binnen een half jaar verveelde. Wat deed Boris nu ook weer? Iets op een reclamebureau. Ik zit er droog, zei hij.
Dr. Plancet was klaar met schrijven en stond op.
- Meneer Bosman, ik laat U nu over aan mijn assistent. Juffrouw Van Vloten zal U bij hem brengen. U hebt gesolliciteerd naar een leidinggevende functie bij een handelsonderneming... hij kijkt me aan. Een beetje onderuit. Spottend?
- Ik wens U veel succes.
Hij drukt op een zoemertje. Met de andere hand krabt hij op z'n kont, net als oom Karel. Zijn linker broekspijp danst ervan op en neer.
- Leendert, jongen, groet je ouders van me. En God zegen je.
Het is nooit helemaal zeker of oom Karel dat niet meent. Het brengt me steeds in verlegenheid. En het verplicht me tot een dubbelzinnige mimiek. Erkentelijkheid voor de heilwens? Waardering voor het grapje? Wat moet ik kiezen? Ik aarzel tot het te laat is.
[wordt vervolgd]