slaan. Deze stelling is onjuist en ook gevaarlijk. Kabinet en parlement hebben een bijzonder duidelijke politiek, namelijk: doorgaan op de weg die in 1949 met vrijwel algemene instemming is ingeslagen; de argumenten variëren naarmate de omstandigheden veranderen, maar vasthouden aan de weigering om Nieuw Guinea zonder meer aan Indonesië over te dragen; zo snel mogelijk afwerken op zelfstandigheid voor de Papoea's om waar te maken wat de laatste zes jaar steeds tegen vriend en vijand gezegd is over de zelfbeschikking en om af te raken van een verplichting die steeds meer een blok aan het nationale been is geworden. Men kan deze politiek bestrijden - door alternatieven aan te bevelen, door het publiek en de machthebbers te beïnvloeden, ook door pressure-groups als die van Rijkens en de zijnen, door duidelijk te maken waarom die politiek kortzichtig en schijnheilig is, tegen ons eigen belang en dat van anderen ingaand - maar men moet niet doen alsof zij niet bestaat.
Wanneer buitenstaanders proberen te helpen bij het herstel van het officiële contact tussen Nederland en Indonesië - dat overigens door Indonesië verbroken is, op een manier die een groot contrast vormt met Nasoetion's vriendelijkheid van nu - is daar niets tegen, maar wanneer zij met de regering van de tegenpartij gaan beraadslagen hoe zij de eigen regering het beste kunnen dwarsbomen en onder druk zetten, is dat een vorm van oppositie die men moeilijk anders dan ‘staatsgevaarlijk’ kan noemen. Dat illegale verzet is gerechtvaardigd, wanneer de inzet hoog genoeg is en wanneer de bevolking niet vrij is geweest in de keuze van haar bestuurders, zoals in Hongarije en Portugal, maar niet wanneer het gaat - en dat is althans voor de groep Rijkens het voornaamste - om de belangen van de grote Nederlandse bedrijven, en om een politieke vergissing waarvoor vrijwel alle politieke partijen en daarmee vrijwel alle kiezers verantwoordelijk zijn.
Hoe nuttig het ook is nog eens te horen van generaal Nasoetion wat het Indonesische standpunt is, en te weten dat er in Indonesië
verschil van mening is over Nieuw-Guinea tussen communisten en niet-communisten, het blijft een verkeerde methode wanneer Nederlanders de Indonesische regering adviseren hoe zij de Nederlandse publieke opinie moeten bespelen, en wanneer wij, tegen de regering in, Nasoetion uitnodigen voor de televisie te verschijnen, zonder dat daartegenover de Nederlandse regering enige gelegenheid krijgt via krant, radio of televisie haar standpunt aan de Indonesiërs kenbaar te maken.
Deze methoden zijn niet alleen verkeerd omdat zij het democratische systeem ondermijnen, maar ook omdat zij, bedoeld om regering, parlement en publiek tot andere gedachten te brengen, averechts werken.
Velen zijn van oordeel, dat de manier waarop mensen als Rijkens, Duynstee en Oltmans met het belang en het prestige van het land omspringen nog funester is dan die van kabinet en parlement. Zij krijgen de neiging van twee kwaden het minste te kiezen. Het wordt daarom hoog tijd dat anderen, met meer begrip voor de positie van een regering die langs de normale weg gekozen is, en met meer loyaliteit tegenover het algemene Nederlandse belang, hun gezag laten gelden, intern en niet over de band van ongevraagde gesprekken met Indonesiërs. Wanneer het hun niet lukt ministers en kamerleden te overtuigen, of de publieke opinie op een geoorloofde manier in beweging te krijgen, dan is dat jammer en dan kan de impasse blijkbaar alleen van buitenaf doorbroken worden. Maar hoe eerder de namen van Rijkens, Duynstee en Oltmans verdwijnen uit het nieuws en uit de kamers van degenen die zijn aangewezen om het Nederlandse politieke beleid vast te stellen en uit te voeren, hoe beter dat is, voor alle partijen.
K.L. Poll