Hollands Weekblad. Jaargang 3(1961-1962)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] De bacillen en het eeuwig leven De slang ging op een dag op reis door het reeds kille paradijs. In zijn tas een Peer des Levens, een broodje spartelkikker, tevens een plakje hondenham, alsmede, voor de honger, nog een twede. De Peer was om van af te blijven, want daarmee ging hij handel drijven. Nog slechts honderd jaar op gang hoorde hij nabij gezang: Eva, in het gras gezeten, niets van jurken aan het weten, met een twijgje Purperkruid bloempjes tekenend op haar huid; en waar het voegde schetste zij wat grote bladeren erbij. ‘Mevrouw!’ begon de slang terecht; ‘die bloempjes staan U lang niet slecht maar al die bladeren bedekken weledelhooggeboren plekken.’ ‘Ik doe dat enkel voor de kou’ sprak de nu zeer paarse vrouw. ‘Zo koud is het daar toch niet?’ ‘Jawel: zoals je bijna ziet heb ik juist de ongezonde grote koude vrucht verslonden die ik destijds van je kocht voor een tube paddenvocht.’ ‘Waarom eet U dan ook fruit jaren nadat het ontspruit? Maar komaan’ antwoordde hij, ‘een peertje kan er altijd bij, kijk, hij staat al naar 't model van Uw buikje ziet U wel? En het bijna rijpe groen zou het bij Uw hoofd goed doen.’ ‘Eén uur zo is al te lang’ rilde de vrouw, ‘wel te rusten, Slang!’ De slang trok weg op hoge benen die in de loop des tijds verdwenen. De Peer werd in een gracht gevonden door bacillen, en verslonden. Moraal: De slimste komt het naarste om; bacillen zijn dan ook te dom. Zij plegen, anders dan geleerden, van zelfmoord het omgekeerde. Vorige Volgende