Wraakneming
Vorige week berichtten de bladen dat het breed moderamen (dagelijks bestuur) van de generale synode der Ned. Hervormde Kerk aan prof. dr. P. Smits, hoogleraar in de sociologie te Leiden, zijn emeritaatsrechten ontnomen heeft. Het is natturlijk geen wereldschokkend feit, het betekent alleen dat voor prof. Smits, die eervol ontslagen predikant van die kerk is, voortaan de kansels der Ned. Hervormde Kerk gesloten zijn. Maar symptomatisch is het wel van belang, omdat dit besluit ongetwijfeld samenhangt met overgansgepaling 250 van de kerkorde, volgens welke tuchtmaatregelen tegen predikanten wegens leerafwijkingen met ingang van 1 mei 1961 in werking zouden kunnen worden gesteld.
De zaak is begonnen met een artikel van prof. Smits in het vrijzinnig-hervormde blad Kerk en Wereld, waarin deze weigerde de dogmatische constructie van de verzoeningsleer van de apostel Paulus zoals deze met name in het vijfde hoofdstuk van de brief aan de Romeinen is uiteengezet, voor zijn rekening te nemen. (In het H.W. van 24 februari 1960 heb ik daarover bericht). Dit artikel heeft een geweldige deining in de orthodoxe gelederen van de Ned. Hervormde Kerk veroorzaakt, waarvan het gevolg is geweest dat de commissie voor het opzicht in Zuid-Holland prof. Smits zijn emeritaatsrechten ontnam. In hoger beroep is dit besluit weer ongedaan gemaakt, omdat de provinciale commissie hiertoe niet bevoegd was, maar de synode-vergadering van februari 1961, waarin een en ander behandeld is, gaf toen tevens opdracht aan haar raad voor kerk en theologie - een van de vele adviserende ‘raden’ die er zijn - ‘het gesprek met prof. Smits voort te zetten en hiervan rapport uit te brengen aan de synode’. Nu was dit op zichzelf al een eigenaardige opdracht, want er was geen gesprek met prof. Smits en dus kon het ook niet voortgezet worden (wel waren enige besprekingen met het breed moderamen voorafgegaan). Maar het gif zat zoals gewoonlijk in de staart: het laatste gedeelte van de opdracht kan alleen zo worden geïnterpreteerd, dat bepaalde ‘ketterse’ uitlatingen van prof. Smits aan de synode moesten worden gerapporteerd. Deze interpretatie wordt nog verstevigd door het feit dat ds. Landsman, landelijk secretaris van de synode, kort daarop in het weekblad Hervormd Nederland schreef dat de bedoeling van het gesprek zou zijn ‘de dwalende broeder terecht te brengen’. In het licht van deze gegevens is het begrijpelijk dat prof. Smits geweigerd heeft aan dit gesprek, dat geen werkelijk ‘gesprek’ zou kunnen zijn, deel te nemen: hij voelde er niets voor op het
bankje der beschuldigden plaats te nemen in een proces waarvan de uitslag reeds te voren vaststond. Maar de synode, in haar grote meerderheid toch reeds op de aartsketter gebeten, is door deze weigering in woede ontstoken met het bovenvermelde gevolg.
Het scheve in deze hele zaak is nu, dat hier wezenlijk door de synode een leertuchtuitspraak is gedaan zonder dat de hiervoor in de kerkorde voorgeschreven procedure is gevolgd. Immers formeel moge het breed moderamen gerechtigd zijn een maatregel