[Vervolg Portret van een blad]
Smedts is een vakman en heeft V.N. ondanks de wankele positie een grotere invloed weten te geven. Het blad heeft een socialistisch karakter natuurlijk, maar een onafhankelijk socialistisch karakter zonder beate propaganda voor de officiële partijpolitiek. Voor vele linksdenkenden, die geestelijk niet rond kunnen komen met Het Vrije Volk of Paraat, is V.N. een steun bij het vormen van hun meningen. Van Randwijk zei altijd: ‘Wij moeten de mensen opvoeden’.
Het was moeilijk te omschrijven wat hij daarmee bedoelde. Hij bedoelde waarschijnlijk, dat men moest moraliseren en dat men niet de nadruk moest leggen op goedkope effecten, die alleen maar uiterlijke indruk zouden maken op de lezers. Geen ‘Spielerei’ dus.
Gemoraliseerd heeft V.N. steeds. Toen Winkler hoofdredacteur was en ook nu Smedts hoofdredacteur is. Dat moraliseren heeft zijn bezwaren, zodra het schoolmeesteren wordt en jammer genoeg bedrijft V.N. die zonde op geregelde tijden. Schoolmeesteren betekent dat men gelijk wil hebben en is in wezen een emotionele zaak. Merkwaardig genoeg is dat schoolmeesteren de oorzaak van onevenwichtigheden in Vrij Nederland.
Voorbeeld van zo een onevenwichtigheid is de brief van Willem Oltmans in het voorlaatste nummer, die men in het laatste nummer hetzelfde droevige lot doet ondergaan, als onrechtvaardige schoolmeesters hun leerlingen. Men had het stuk van Oltmans helemaal niet moeten plaatsen, maar nu het eenmaal was gebeurd, had men de naam Oltmans verder buiten het geding moeten laten. Het is niet fair een vergissing van zichzelf te verhalen op de ander. En waarom heeft Smedts niet duidelijk de redenen uiteengezet voor de plaatsing van Oltmans' stuk?
Het stukje van Van Blankenstein vond ik verhelderender, al figureert hijzelf er weer als de uiterst wijze ‘ik’, die ten slotte alles wat op deze wereld gebeurt, allang weet en beter dan anderen....
Met de algemene inhoud en de kwaliteit van Vrij Nederland heeft dit incident niets te maken. Met een beetje welwillendheid kan men het ook interpreteren als een stukje van het nonconformisme (in de goede zin van het woord), dat het blad zo prettig maakt.
Dat nonconformisme komt pittig naar voren in de commentaartjes, die men overal verspreid vindt, over politieke kwesties en over kwesties, die in het gewone dagelijkse leven spelen. Ze zijn niet alleen intelligent, maar ook in een goede stijl geschreven (niet op de bitse sergeantentoon van bijv. de commentaren van Elsevier); vaak zijn zij scherp, soms een beetje zuur, maar in de meerderheid van de gevallen raakgemikt. Men is ook niet bang om lieden aan te vallen, die andere weekbladen en de dagbladen liever buiten schot laten, omdat zij zo een pijnlijke sabelhouw terug kunnen krijgen. Ik denk aan het stuk van Eijkelboom over Gans, dat ik als benadering van Gans niet geslaagd vond, maar toch meer kon appreciëren dan
het zwijgen van de politieke en journalistieke grootheden, die Gans als non-existent beschouwen, doch zich in persoonlijke gesprekken altijd hevig opwinden over zijn stukjes.
Wat ik dan nog aan openbare kritiek op Gans heb gehoord op socialistische partijvergaderingen, was zo huilerig in de preektoon van de dominee over de godlozen, dat mijn waardering voor Gans enige uren steeg. Voorzover ik weet, is Eijkelboom de enige geweest, die de polemiek met de middenstandersbohémien heeft aangedurfd. Maar helaas te ernstig, te weinig speels.
In Vrij Nederland staan de beste buitenlandse overzichten van de hele Nederlandse pers: de overzichten van De Jong. Ik las zijn overzichten vóór de oorlog in de oude Groene Amsterdammer. Ik heb later nooit