koningin heeft in de praktijk vrijwel geen invloed op de politieke besluitvorming. Ik zou tenminste in de naoorlogse periode geen voorbeeld weten te noemen van een enigszins belangrijke maatregel die genomen is, of niet genomen, omdat de koningin het zo wilde. Bij een kabinetscrisis zal zij, mag men aannemen, wel haar best doen te voorkomen dat de moeilijkheden ministers en fractieleiders uit de hand lopen, maar geen enkele partij heeft de laatste jaren geklaagd dat de koningin partij koos en in een of andere richting druk uitoefende.
Wij leren onze kinderen niet om te geloven in zoiets omlijnds en agressiefs als een vaderland, dat über alles moet gaan, of dat een zaligmakende way of life bezit, of dat een grandeur en een esprit uitstraalt waar alle andere landen bij verbleken, maar alleen om feest te vieren als de koningin in de buurt komt of jarig is. Die koningin is een sprookjesfiguur in een gouden koets. Eindelijk eens een sprookjesfiguur die bestaat en die bij het ouder worden nog blijft bestaan ook. De kinderen merken snel genoeg dat niemand bang voor haar is, dat zij niemand maken en breken kan, zoals een koning uit de voortijd en zoals de God uit de kinderbijbel, dat zij geen slaafsheid kweekt, en geen behoefte tot navolging (een voordeel van een erfelijk koningschap zonder rivaliserende pretendenten).
Het is een geluk geweest, dat de evolutie van de koningsrol, van hoogste machthebber tot machteloze incarnatie van de nationale eenheid, bij ons samenviel met het ontbreken van mannelijke troonopvolgers. Een koningin kan zich gemakkelijker afzijdig houden van de machtsuitoefening zonder daarmee aan waardigheid te verliezen. De vraag of wij de monarchie moeten handhaven wordt pas actueel wanneer er een kroonprins is. Een man zal zich minder goed kunnen voegen in een systeem waarbij van hem verwacht wordt, dat hij alleen maar spectaculair en hartverwarmend bestaat, en zich niet met de zaken bemoeit. Ook bij de bevolking blijkt meer behoefte te zijn aan een koningin dan aan een koning, meer aan
een matriarchaal tegenwicht in een door mannen gedomineerde samenleving dan aan een sterke man die de orde bewaart of herstelt. Het ontbreken van een minister-president met gezag veroorzaakt minder onrust en verzet dan men zou verwachten.
Dit alles dient niet om vast te stellen dat het bezit van een koningin zonder concrete invloed alleen maar voordelen heeft. Het wordt soms wat benauwend, al die lieve, onschuldige, dorpse knusheid waarin de koninklijke activiteiten, en ons feestvertoon daaromheen, gedompeld zijn. Het gevoel dat de grote dingen van het leven zich buiten onze grenzen afspelen zal er wel door worden versterkt. Daar staat tegenover dat de democratie die het hebben moet van verdraagzaamheid, van het evenwicht der machten, van het in toom houden der collectieve emoties, gebaat is bij het bestaan van een koningshuis, van een reservoir olie voor de golven. Een koningin, met alle franje die bij haar optreden hoort, is een opvallender, tastbaarder en daardoor werkzamer teken van verbondenheid dan een gemeenschappelijke taal of geschiedenis. Zij relativeert meningsverschillen en andere tegenstellingen doordat zij buiten de partijen en belangengroepen staat. Wat zij ook zelf voor ideeën heeft, haar positie is op het ogenblik zo, dat zij als hindernis fungeert voor iedere totalitair gestemde beweging.
Wie buiten de partijen staat, staat op een afstand. Die afstand tussen koningin en bevolking wekt weerstanden aan beide kanten. Doordat wij de koningin beschouwen als symbool van onze eigen onderlinge verbondenheid excommuniceren wij haar als individu. Zij staat alleen op een voetstuk. Waar zij binnenkomt wordt iedereen koninginconscious: formeel, onderdanig, snobistisch, vijandig, onnatuurlijk of geforceerd keurig door, zoals in de Leidse schouwburg, te doen alsof er niets bijzonders aan de hand is en de andere kant op te kijken, als bij een ex-gevangene die men niet meer met de vinger maar wel met de gedachten nawijst. Dat moet voor de koningin vervelend zijn, ook al omdat zij niet over de macht beschikt die in het verleden koningen en keizers met hun lot verzoende. Zij moet zich behelpen met het eenzaam maar niet alleen, met het besef dat zij een nuttige functie vervult, met de voldoening dat de vijandigheid miniem en de dankbaarheid groot is, ook al blijven dan de dagelijkse contacten doorzeefd met pijnlijke momenten.
Omgekeerd is alle onzin over het recht van het publiek om te worden voorgelicht over huwelijksmoeilijkheden, ziekte, etc.