om hem heen veranderd, maar toch ook weer niet helemaal, want de blaren, de bomen, de torentjes, en de zon en het water zijn dezelfde gebleven en ook dezelfde appel valt zoals ze veertig jaar geleden is gevallen en over veertig jaar precies op dezelfde dag en hetzelfde uur precies zo vallen zal. Hijzelf is veranderd, hij is een ‘kantoorheer’ geworden en toch dezelfde gebleven, ‘één van de gekste ventjes’, met op oudere leeftijd nog een gebroken hart. Hij is getrouwd met een vrouw die alleen maar zwart haar en donkere ogen heeft (‘dapper in de wereld, mak in huis, precies wat ik nodig heb’) en hij heeft dochters die elegant opgroeien en die geestig zijn en die hem plagen: ‘hij zei datti een gebroken hart had en dat de scherven overal door z'n gestel zwierven en er uit moesten zweren. En dan zei z'n oudste dochter: ho, pa, 't komt niet te pas dat u een gebroken hart hebt, daar kom ik tegen op. Mam, hoort u 't? Als wij nou zeiden dat wij een gebroken hart hadden, ons komt dat toe.’ En dan riepen ze: pa is weer ziek. Pa heeft de wereld ingeslikt en kan 'm niet kwijtraken (dat hadden ze van 'm zelf) en ze lachten allemaal en hij lachte mee. Ze hidden hun handen voor hun hoofden, omdat hij dee of i ze slaan wou en dan zei-d-i weer: we zullen nog maar 's een sigaar roken, ik begrijp zelf niet hoe zo'n gek ventje nog door de wereld komt maar jelui zijn domme kinderen, je begrijpt je pa niet. Nee, we begrijpen pa niet jongens, hoera!’
Een schrijver als Nescio is familie van een Elsschot, van een Richard Minne, van een Walraven of een Jan van Nijlen; hij is net zo'n ‘anarchist’ en ‘individualist’ als zij, maar alleen nog consequenter en vooral meer een ‘oester’ die je moeilijk open kunt breken en die daarom nog minder en nog moeilijker schrijft dan Elsschot. En die misschien ook nog minder past in deze wereld anno 1942, 1950, 1960. Nescio's wereld is die van 1914, van zijn jonge jaren die hij nooit teboven is gekomen; daar is alles mee verbonden, ook de mogelijkheid tot schrijven.
De wereld van Nescio is die van het impressionisme, als men de term tenminste passend vindt. Hij bezit een uiterste gevoeligheid voor de natuur en de stemmingen van de natuur, voor een zonsondergang of het gezicht op de rivier, voor een rij bomen of eenvoudig voor het vallen van een blad. Maar Nescio's natuurbeschrijvingen zijn
De fabel op pagina 16 is van Leo Vroman, met tekeningen van Peter Vos.