Van Riel over Nieuw-Guinea, namelijk dat men van minister Luns niet kan verwachten dat hij op de ontwikkeling vooruit zou lopen (plus de vergelijking Angola-Portugal = Nw. Guinea... Indonesië!), de stilte rond de woningbouwcrisis, het verheffen van de kinderbijslagverzekering tot ‘vrije’ kwestie, dat alles maakt duidelijk dat de VVD geen stimulerende plannen heeft. En het ter diskussie aanbieden daarvan is toch wel het minste dat de kiezer van zijn partij kan verwachten.
Voeg daarbij het onhandig optreden van liberale ministers, waarvan de minister van Defensie geen humanistische verzorgers wenst toe te laten zolang de humanisten de noodzaak hiervan niet hebben aangetoond(!) en minister Toxopeus ieder tot wanhoop brengt door zijn wispelturig onderhandelen met politie- en ambtenarenbonden, dan is wel verklaarbaar dat sommige VVD'ers de angst om het hart slaat als ze denken aan verkiezingen. En dat ondanks de gestegen koopkracht en ondanks het verzwakt appèl van de socialisten. Maar behalve de VVD'ers hebben ook de liberalen reden tot bezorgdheid; want het moge knap zijn van prof. Oud dat hij de partij bij elkaar houdt en groter heeft gemaakt, juist dit kon ook wel eens de verstikking betekenen van de vooruitstrevende groepen, en daarna het einde van de liberale partij. En de verschillen in nuances met de PvdA lijken belangrijk genoeg om het liberalisme een eigen plaats te blijven verschaffen.
Beiden, socialisten en liberalen, zijn op hetzelfde punt aangeland. De formele demokratie is gevestigd (crematie, humanisme en omroepverzuiling zijn belangrijke doch incidentele zonden), en niemand zal aan het ekonomisch minimum van de sociale voorzieningen tornen. Beiden zullen nu behalve een makro-economische methode, een visie moeten ontwikkelen op het demokratische probleem van de vierde stand. Het moge waar zijn dat de arbeiders goeddeels beschermd zijn tegen fysieke ellende, het vraagstuk van de gelijke kansen en de mobiliteit is nog nauwelijks aangepakt.
Onze inkomensverdeling is in principe een waardering van de mens naar zijn ekonomisch nut voor de samenleving, boven een sociaal minimum. Andere regelingen zijn denkbaar (in theorie b.v.: confessioneel ‘nut’, partijpolitieke ijver) maar voor een
De tekeningenserie in dit nummer is van Peter Vos
liberaal zijn ze verwerpelijk vanwege de totalitaire aanspraak op iemands moreel bestaan. De onpersoonlijke economische wetten zijn te prefereren omdat ze in een liberale demokratie ieder zijn eigen eenzaamheid garanderen voorzover hij die wenst. Maar daarmee is tevens gezegd dat de waardering via het ekonomisch nut een eenzijdige is, en bij het bepalen van de inkomensverdeling dient men daarmee rekening te houden. Hoewel nivellering van de inkomens op zichzelf geen liberaal desideratum is, kan de liberale visie op de mens dus ook niet samenvallen met diens ekonomische waarde - ook dat zou de vrijheid belemmeren, en de dommen en luien scherper veroordelen dan nodig is. Wie spreekt over de gelijke kansen als demokratische eis en ekonomische noodzaak, dient dit wel te beseffen, aangezien de gesmade ‘meritokratie’ uitgaat van de ekonomische mérites.
We zijn nog lang niet aangeland bij de nadelen van een meritokratie, die er zeker zijn: scherpere markering door het inkomen van iemands talenten, overwaardering van bul en I.Q., en daarom zijn de voordelen nog aantrekkelijk. Op dit moment heerst nog overwegend de waardering van de geboorte, die men zich wellicht minder persoonlijk hoeft aan te trekken, maar die toch zeker onaangenamer is.
Men spreekt van een welvaartsekonomie en van arbeiderswelvaart, maar de bromfiets en de televisie komen pas wanneer de kinderen geld thuisbrengen. Men leze de onlangs gepubliceerde budgetberekening van Massizzo erop na, maar het is zonder meer ook wel duidelijk dat men met twee kinderen en f 90,- niet ver komt. Huur, voeding, brandstof, en de kinderbijslag voor een warme mantel. Waar blijven dan de gelijke kansen voor de kinderen op een hoger inkomen?
Wil men ook deze groepen een liberaal perspektief bieden, dan zal men in de VVD moeten durven spreken b.v. over loondervingstoeslag tijdens scholing en studie, over successierechten op kapitaal voor zijlinie en derde graad, over grondspeculatie en men zal de praktische en principiële moeilijkheden moeten noemen in plaats van alles dood te zwijgen. Men kan geen blijvende voldoening vinden in de afwezigheid van de PvdA, want met liberale principes heeft dat niets te maken. Tenslotte maakt de bisschop ook niet zalig. De mobiliteit van een volgende generatie is een gewetenszaak voor de liberalen. Het liberalisme is meer waard dan een tevreden dommel, en het is aan de VVD dit waar te maken.
J.J.D. Rijk