Korte commentaren
Britse economie
Bij de meeste economische theoretici moet men niet aankomen met verwijzingen naar beurskoersen. De beurs reageert zelden goed, zeggen ze; en terecht. Maar de grote koersreacties, die in London omstreeks Pinksteren zijn begonnen en in de afgelopen week tot een dieptepunt leidden, hebben wel degelijk betekenis. De perspectieven in Engeland zijn niet goed meer. De winstmarges worden krapper en krapper. Bij de export neemt de concurrentie sterk toe. Het eertijds in de hele wereld begeerde Britse staal is niet meer winstgevend verkoopbaar. De Britse betalingsbalans is constant op het kritieke moment, waarop het evenwicht verloren gaat. De diepste oorzaak van de moeilijkheden van nu en van straks - de Financial Times verwacht dat er nog meer achteruitgang komt - zit 'm in het feit, dat de Britten liefst net zo zouden willen leven als de Duitsers, sociaal verzorgd, maatschappelijk welvarend. Hetgeen nu eenmaal niet kan, omdat welvaart voor een groot deel een kwestie van prestatie is. De Britten presteren wel wat, maar veel omslachtiger dan de Duitsers, zelfs veel omslachtiger dan de Amerikanen, hoewel die allang de faam van efficiency hebben verloren. De Britse scheepsbouw kan niet meer winstgevend concurreren op de wereldmarkt; de Britse olie-industrie loopt achter bij de anderen; de Britse mijnbouw - eens de beste ter wereld - is op zijn retour. Het is pijnlijk en jammerlijk dit te moeten zeggen, maar het komt door het te vroeg forceren van de welvaartstaat vlak na de tweede wereldoorlog. Zo lang de dollar zwak was en het geld naar Engeland stroomde, werden de zwakten van de Britse economie nog tamelijk goed gecamoufleerd. Nu is de dollar in herstel en werd sterling zwakker. Prompt is de reactie gekomen en het ergste is, dat er met economische politiek niet veel aan te doen is; het moet uitzieken.
E.D.
De tekeningenserie ‘Dieren die ik heb gekend’ is van Peter Vos