iedere poging van Amerika of Rusland om een van de Afrikaanse landen naar hun hand te zetten, en daarmee iets van zijn onafhankelijkheid te ontnemen, alleen maar averechts werkt. Maar ook over het midden-Oosten, over Japan, over Zuidoost Azië, over Cuba, over de rest van Latijns-Amerika, over Joego-Slavië en over Communistisch China valt er voor Kennedy en Kroesjtsjef betrekkelijk weinig af te spreken. Niet alleen de negentiende eeuw, maar ook de tijd van Yalta en Potsdam is voorbij.
Dat het zo gelopen is, is in de eerste plaats te danken aan Amerika. De Verenigde Staten hadden na 1945 op dezelfde manier als waarop Rusland dat met de andere Oosteuropese landen heeft gedaan, een imperium kunnen vestigen. Zij zouden zelfs, door het atoombommonopolie, de Sovjet-Unie tot gehoorzaamheid hebben kunnen dwingen. Dit te constateren was tot voor kort een gemeenplaats. Maar nu de situatie zo geworden is, dat twee reuzen even machtig zijn geworden en elkaar tot een betrekkelijke machteloosheid tegenover derden kunnen dwingen, waardoor de dwergen vrij spel hebben, beginnen velen te denken, dat de vrede van de dwergen afhangt. Vooral in de landen, die na het ontstaan van het machtsevenwicht zelfstandig zijn geworden, is men geneigd de voorgeschiedenis uit het oog te verliezen. Daar praat men graag over een onvermijdelijke historische ontwikkeling in de richting van het nationale zelfbeschikkingsrecht, maar men vergeet, dat die onvermijdelijke ontwikkeling van de geschiedenis dan toch maar landen als Polen, Hongarije, Tsjecho-Slowakije en Tibet lelijk over het hoofd ziet.
Wie dan ook vaststelt dat Kennedy en Kroesjtsjef minder over de rest van de wereld te vertellen hebben dan men op grond van hun economische en militaire machtsposities zou verwachten, moet vooral niet komen aandragen met het leedvermaak en de illusies van de derde weg; ook niet met de zelfoverschatting van de morele herbewapening, met het ondermijnende pacifisme van de eenzijdige ontwapenaar of met
het vertrouwen in alle mensen van goeden wille die buiten parlementen en regeringen om het goede willen. De stormloop naar de zelfbeschikking in de niet-Europese, niet-communistische landen en naar de welvaart in Europa is mogelijk gemaakt door de manier waarop Amerika zijn economische en militaire (bijvoorbeeld in Korea) macht na 1945 gebruikt heeft. De vraag of ook de vrijheid in communistische landen en de welvaart in niet-Europese, niet-communistische landen de komende jaren zullen toenemen, hangt opnieuw in de eerste plaats af van de Amerikaanse politiek: van de militaire vasthoudendheid tegenover de twee grote communistische dictaturen, van de druk op de drie kleine hele en halve fascistische dictaturen van Europese origine (Spanje, Portugal en Zuid-Afrika) en tenslotte van de economische politiek tegenover de minder welvarende landen.
K.L. Poll