met de vrij sterke industriële ontwikkeling van het land - die steeds hogere eisen stelt aan de beroepsbevolking, aan het onderwijs, aan de overheidsbemoeiing en aan internationale betrekkingen - werd een goed inzicht in de gang van zaken bij de grotere ondernemingen van een beperkt aandeelhoudersbelang een nationaal belang. Niet alleen de aandeelhouders van de Nederlandse Kabelfabrieken te Delft hebben er recht op te weten wat de directie nu eigenlijk met de staalplannen uitspookt, maar ook de hele metaalverwerkende industrie, de arbeiders in deze bedrijfstak, het onderwijs en de overheid.
In meer wetenschappelijke termen en na een uitgebreide studie is daarop gewezen in een rapport van de Wiardi Beckman Stichting over de noodzaak van de hervorming van de onderneming. Over de inhoud van dit rapport is verleden jaar de nodige discussie geweest. Natuurlijk is zulk een discussie omtrent allerlei détails mogelijk, aangezien het moeilijk te verwachten is, dat er een aantal stellingen wordt geformuleerd, waarmede eenieder het volkomen eens is. Geen bedenkingen bestonden echter tegen het idee, dat de positie van de grotere ondernemingen voor de gehele gemeenschap van zulk een belang kan zijn, dat de pseudocontrole niet alleen maar aan aandeelhouders (of - vergezocht - aan de strafrechter) kan worden overgelaten. Het gaat niet om een dividend, dat een puntje hoger of lager uitvalt het ene jaar tegen het andere, maar het gaat om de maatschappelijke functie van de onderneming, die heel wat gecompliceerder is dan het maken van winst. Nu stelde het rapport van de WBS een zeker doel. Zonder zover te gaan, is het echter belangrijk althans het denkbeeld levendig te houden, dat het vennootschapsrecht niet meer voldoet aan de normen, die tegenwoordig voor de maatschappelijke structuur gelden. Men moet weten waar men met de ondernemingen aan toe is. Slechts een deel van de ondernemingen heeft in dit opzicht voldoende kennis en inzicht om zelf de zaken te verzorgen, zoals het behoort. Van de kant van de werkgeversorganisaties is een en ander aan de opvoeding van de directies gedaan, maar de werking ervan was beperkt. Er zit dus niets anders op, dan dat ten minste ten aanzien van de balansen, de resultatenrekeningen en de produktie-omvang van overheidswege voorschriften worden gegeven, waarbij de wetgeving in de Verenigde Staten en in West-Duitsland als voorbeeld moge dienen. Een verslag als dat van de Ned. Kabel over 1960 zonder opgave van omzet, feitelijke winst (belastingclaim), omvang van de produktie, inzicht in deelnemingen van deelnemingen is eenvoudig
dusdanig onder de maat, dat een volk, dat zijn industrie respecteert er geen genoegen mee kan nemen. Men had bij de NKF bijv. nog het systeem om een groot deel van het actief als fabrieken, gebouwen en terreinen, machines, staalovens, haspels etc eenvoudig tot f 1. - af te schrijven ten laste van het exploitatie-overschot. En dat is dan een bedrijf, dat door enorme orders van de overheid (PTT) tot een grote expansie in staat is, in feite via onze telefoontarieven. Verder bestaat de NKF het om met geen woord te reppen over de activiteiten, die tezamen met Hoogovens en Staatsmijnen hebben plaats gehad in verband met het onderzoek naar de wenselijkheid van stichting van een tweede staalbedrijf. Er wordt vaag aangekondigd, dat men de produktie ‘gaat verzwaren’, wat dat dan mag wezen. Nu kan men wel aanvoeren, dat deze NKF in wezen een overgeërfd familiebedrijf is, waarbij blijkbaar de latere opvolgers in mindere mate de eigenschappen van hun voorvaderen hebben, maar dat gaat toch waarachtig niet meer op in een tijd als deze, waar de maatschappelijke verantwoordelijkheid wel even verder gaat dan het directiekantoor. Het zal best waar zijn, dat de mensen die bij de Ned. Kabel werken, behoorlijk behandeld worden; dat moet trouwens wel in de tegenwoordige arbeidsmarkt. Maar het is evengoed waar, dat wat de NKF doet in veel opzichten het hele land aangaat en als haar dat niet bevalt dan hebben wij een wetgeving nodig, die haar dwingt. Het voorbeeld van de NKF was recent en is daarom gekozen, ook al omdat dit wel een extreme houding is, die zelfs met aandeelhouders al de nodige conflicten heeft opgeleverd. Maar ook de verslaggeving van de meeste banken, om eens een heel andere kant uit te kijken, is onvoldoende. Een verdere vraag is of het juist is de voorschriften voor de publikatieplicht te willen uitbreiden alleen voor de z.g. ‘open’ NV, waarvan dus het kapitaal ter beurze wordt genoteerd. Van een bedrijf als de
Steenkolenhandelsvereniging zou wellicht ook de publikatie van een fiscale balans heel nuttig zijn. Of van de schrootgroothandels. Tijdens een hausse als die waarvan nu wel ongeveer de top bereikt lijkt te zijn waarin grotelijks winst wordt gemaakt, wordt er veel van de ondernemingen geaccepteerd. Maar toch is nu langzamerhand het moment wel aangebroken, dat ten minste bij de openbare vennootschappen een onvoldoende en boekhoudkundig ondoorzichtige verslaggeving onmogelijk moet worden gemaakt.