Hollands Weekblad. Jaargang 3(1961-1962)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] De twee struisvriendinnen Struis A trad rond en kerngezond via twee benen op de grond. Struis B ging elders en parmant met wat verstand over het zand. Op Zondag C ontwaarde A de krulse B en ging haar na. ‘Ach B’ riep zij, ‘wat fraaie staart noemt zich terecht Uw Agterbaert! Droeg ik zulk pronkpruik op mijn stuit, 'k boekette er een hoedjen uit.’ Struisdier B zag steels genoeg hoe fraaie zit A zelve droeg, want uit A's reine eind ontsproot een pragtig Plantwerck, blauw en rood doch A had d'eigen agterbaut blijkbaar zelve nooit aanschauwt. Grijnzende sprak dus vogel B: ‘wellicht heb 'k Staert genoeg voor twee, doch knopt mijn hals een domme kop en bloeide er graag de Uwe op.’ ‘Och’ smachtte Aatjen, ‘welk twee eren: voor mijn klein hoofd ruil'k graag Uw Veren.’ Met B's opvouwbaar nagelschaartje ontknipte A zich van elk haartje, waarop in vlijte B het blijde kopjen A van lijf A scheidde en lachgend met pruik B verving: wat smaakloze vernedering! Toen rukte B de fraaie bos uit stervende A heur zitvlak los. Dus pronkt sindsdien B's gure placht met A's verlepte klederdracht. Moraal: wie zijn hoofd geeft voor een hoed heeft meer nodig dan hij moet. Vorige Volgende