Hollands Weekblad. Jaargang 3
(1961-1962)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
Vriendschap voor vreemden
| |
[pagina 12]
| |
Zelfs gewoonten als luidruchtigheid, agressiviteit, luiheid, onbetrouwbaarheid houden op te storen wanneer ze maar passen, in stijl zijn. Alleen: wanneer de filiaalchef van Albert Heijn onbeschoft is, vergeef ik het hem niet, wanneer op koninginnedag de late tram vol oranjelollende klanten zit, beleef ik er geen plezier aan. Ook: wanneer zo'n exemplaar van vreemde bodem mijn vriend geworden is, begin ik hem zijn vreemde gedrag te verwijten. Identificatie, blijkbaar, verpest de vrijblijvende genegenheid. Twee soorten moraal, twee maten om mee te meten. Koestler heeft in zijn ‘Promise and Fulfillment’ en later in een essay ‘Judah at the Crossroads’ (1954) uitvoerig gesteld dat in het belang van de rede en van zijn kinderen, elke Jood gedwongen is om de keus te maken tussen of zich zelf als Jood blijven beschouwen, maar dan ook ophouden met eenmaal per jaar vroom de wens ‘volgend jaar in Jerusalem’ uit te spreken en in plaats daarvan naar Israel te emigreren, of op te houden met zich als Jood te beschouwen, (met alles wat daar aan gezellige onder-onsheid en halve hooghartigheid aan vast zit), en daar zijn kinderen erfelijk mee te belasten. De manier waarop hij zich tegen de venijnige aanvallen van de Jewish Chronicle verdedigde was meeslepend en om geen speld tussen te krijgen. Aangezien er nu een eervolle en pijnloze wijze van Jood blijven bestaat (namelijk in Israel), zo is ongeveer zijn argument, moeten die Joden die niet naar Israel willen nu maar eens beginnen met zichzelf als gewone mensen en burgers te zien, afstand doen van hun ghetto-mentaliteit en vervolgingscomplex en vooral de angst voor antisemitisme in hun kinderen niet aankweken door ze te indoctrineren met hun uitzonderlijkheid. Op de vraag of hij zich nog als Jood beschouwde of hoopte dat anderen dat niet zouden doen, antwoordde hij: ik beschouw mijzelf in de eerste plaats als Europeaan en in de tweede als Brit die de ethische waarden van de Helleens-Judaïsch-Christelijke traditie accepteert en er de dogma's van verwerpt. In wat voor hokje andere mensen mij stoppen is hun zaak. Toen ik dit jaren geleden las was ik het er helemaal mee eens. Zelfs met het antwoord dat K. gaf op de wijze tegenwerping van Isaiah Berlin die vond dat het onredelijk is om rede te eisen en dat men mensen het recht moet gunnen om zich dom of inconsequent of vulgair te gedragen. In dat geval, zei K., kun je aan antisemieten het recht op hun gedrag ook niet ontzeggen, en we weten waartoe dat leidt. Ik vind dat antwoord nu unfair: je mag wel degelijk mensen het recht ontzeggen om anderen lastig te vallen. Maar dat ik het ook voor de rest niet meer met hem eens ben, ligt niet aan zijn argumenten, maar is een kwestie van identificatie. Evenmin als ik kan voelen voor een oplossing van het z.g. rasprobleem in Engeland door het verhinderen van immigratie van Negers, kan ik sympathie hebben voor een oplossing van het antisemitisme door het vrijwillig verdwijnen van Joden. Mijn standpunt is verschoven: vanuit de maatschappij bekeken zou het zo'n verlies zijn. De ver- | |
[pagina 13]
| |
scheidenheid van hoofden, huiden, neuzen, kerken, keukens en kleding moet in stand gehouden, en door importatie uitgebreid worden. Ongelijk hebben alleen de xenofoben. Het is leuk dat er domme en slimme mensen zijn, maar je eigen kinderen moeten liever niet dom zijn. Koestler keek niet vanuit de verte of van boven naar het irrationele gedrag van andere Joden, evenmin als ik dat deed toen ik jaren geleden eens een in opzet vernietigend stuk tegen het Zionisme schreef. Daarom moesten er eisen gesteld. Zelfhaat, zeggen de vlugge slimmerikken dan al gauw, maar eigenliefde zou een beter woord zijn. Hoewel ik het met mijn argumenten tegen het Zionisme nog steeds eens ben, ik voel mij er nu te weinig bij betrokken om er anders dan met vriendelijke verwondering naar te kijken. Ongelijk hebben alleen de ismen die ons kwaad kunnen.
De aesthetische moraal biedt behalve ruimte aan velen ook gelegenheid om iets van ze te begrijpen. Hij is bij uitstek geschikt voor toepassing op groepen, maar ook niet onbruikbaar voor individuen: ik dank er tenslotte een poos plezier aan Pound aan. Maar die anthropologische (plezier in het andere) manier van kijken moet niet overgaan
Eén maatstaf hebben voor koning en kolenboer, zoals één voor zelf en anderen, dat betekent veeleisend zijn en intolerant. Eén voor de onzen en een andere voor de grappigen en de zieligen, het zou een oplossing zijn, - als we maar niet wisten dat de waarheid bestaat. |
|