conventie voor de rechten van de mens, dat ieder het recht en de vrijheid toekent ‘met anderen... in het openbaar... zijn godsdienst (te) belijden door de eredienst’ en dat, daar Nederland in 1954 vrijwillig tot de Europese conventie is toegetreden, haar bepalingen boven die van de grondwet prevaleren. Zodat, indien de Hoge Raad deze uitspraak bijvalt - de N.R.C. verwacht nog een behandeling door de Hoge Raad - hiermee het z.g. processieverbod in Nederland in feite is opgeheven.
Uit een oogpunt van tolerantie is dit natuurlijk alleen maar toe te juichen. Waarom mogen het Leger des Heils en de straatzending wel godsdienstige bijeenkomsten houden aan de openbare weg, waarom mogen er wel politieke optochten en demonstraties worden gehouden, en waarom zou het aan onze rooms-katholieke landgenoten op vele plaatsen verboden zijn hun geloof op straat te brengen? We leven in een vrij land waar ieder vrijelijk van zijn mening en zienswijze mag getuigen, zolang de openbare orde en de openbare zedelijkheid er niet door worden verstoord! Toch gaat het niet helemaal aan r.k. processies met bijeenkomsten van het Leger des Heils e.d. en politieke optochten en demonstraties zonder meer gelijk te stellen. Immers wie er niet mee van doen wil hebben kan er rustig aan voorbijgaan: de straat blijft vrij. Maar bij processies wordt in wezen de openbare weg tot heiligdom verklaard en wordt van andersdenkenden een zo al niet eerbiedige, dan toch minstens niet kwetsende houding verwacht. Wie b.v. in roomse streken, waar iedereen knielt als de processie langs komt, met de hoed op zou blijven staan, loopt grote kans, gelijk ook meermalen is gebeurd, dat hem de hoed van het hoofd geslagen wordt. De bekende r.k. intolerantie - zei niet nog kort geleden de woordvoerder van de K.V.P. in de Heerlense gemeenteraad, bij een afwijzing van het voorstel tot subsidiëring van de humanistische gezinszorg, dat de rooms-katholieken wel voor verdraagzaamheid zijn, maar dat zij zelf de grenzen van die verdraagzaamheid wensen te bepalen? - heeft zonder enige twijfel een grote rol gespeeld bij de aarzeling van vele protestanten om aan de opheffing van het processieverbod mee te werken. En dat ook aan r.k. zijde wel beseft wordt dat hier moeilijkheden liggen en dat men niet maar overal processies kan gaan houden zodra dit wettelijk is toegestaan, blijkt o.a. uit het door mgr. Alfrink op 30 september 1955 te Nijmegen gesproken woord: ‘Wanneer de staat het
processieverbod zou opheffen, zouden ongetwijfeld de bisschoppen er weer een invoeren, indien pastoors of het katholieke volk blijk zouden geven in deze geen maat en geen norm te kennen.’
J.v.R.