orthodoxie zich van de raad te kunnen bedienen als een werktuig in de grote oude strijd tegen het Vaticaan. Zeker na het bekend worden van bezoek van de aartsbisschop van Canterbury aan de paus, zullen zij het nodig hebben gevonden om door toetreding tot de Wereldraad harder dan ooit te proberen verdere toenadering tussen de bij de raad aangesloten kerken en het Vaticaan tegen te gaan.
Het spreekt vanzelf dat de buitenlandse politiek van de Russische Kerk niet los kan worden gezien van die van regering en partij. Nu bestond er al in de Czarentijd tussen patriarchaat en regering een belangengemeenschap voor wat betreft de strijd tegen Rome en alle streven om zoveel mogelijk vat te krijgen op de orthodoxe kerken buiten Rusland zelf. Die traditie heeft zich voortgezet en de ijver van het patriarchaat om de regeringspolitiek te steunen is des te groter geworden met het oog op de concescies die het daarvoor in ruil verwacht, en tot op zekere hoogte ook krijgt, voor zijn overlevingskansen onder de officiële ideologie. Het blad van het Moskouse patriarchaat, onder leiding van de pas benoemde 31-jarige archimandriet Nikodim, die een soort priesterlijke bliksemcarrière aan het maken is, doet dan ook niet onder in monterheid voor de regerings- en partijbladen als het erom gaat de paus medeverantwoordelijk te stellen voor het Westduitse militairisme en Kardinaal Spellman voor het U2 incident.
Een hoogtepunt in de activiteiten van het patriarchaat in de laatste tijd was de grote reis die patriarch Alexis in december van het vorige jaar heeft gemaakt naar landen van het nabije- en middenoosten. In zijn gevolg bevond zich de zojuist genoemde Nikodim, die sinds korte tijd ook hoofd is van de afdeling buitenlandse betrekkingen van het patriarchaat en verder o.a. de rectoren van de theologische akademies van Moskou en Leningrad, waar al veel leerling-priesters uit Egypte, Syrië en de Libanon studeren. De doelen van de tocht zullen wel de gebruikelijke zijn geweest: smeden van bondgenootschappen tegen Rome en in het algemeen pogingen om de orthodoxe gemeenschappen van die landen nog wat dichter naar de grote vleugels van het Moskouse patriarchaat te lokken. Regering en partij zullen de reis bovendien aantrekkelijk hebben gevonden als show van zelfstandigheid van de kerken in de U.S.S.R. Het bezoek aan de patriarch van Damascus schijnt nogal een succes te zijn geweest, met een slotcommuniqué dat een in christelijke termen verpakte verklaring van de Wereldvredesraad of elke andere door de communisten beheerste organsiatie had kunnen zijn. Bij de patriarch van Constantinopel schijnt het erg koel te zijn toegegaan, bij het hoofd van de Griekse kerk daarentegen weer heel hartelijk. Hoeveel waarde de Russische regering hechtte aan het bezoek aan Athene blijkt uit het feit dat zij behalve haar eigen ambassadeur daar, ook de vertegenwoordigers van de satellietlanden naar de verwelkoming op het vliegveld had laten komen.
Ook in kringen van Russische émigrés laat het Moskouse patriarchaat zich niet onbetuigd en het is gelukt om sommige orthodoxe emigrantengemeenschappen in Parijs en Duitsland weer in het patriarchale gareel te krijgen. Daarbij is men zeer liberaal in zijn middelen. Zo werd in een kerk in München een herdenkingsdienst gehouden voor niemand minder dan de in de revolutie vermoorde Czaar Nikolaas II en zijn gezin.
Of partij en regering nog lang de buitenlandspolitieke voordelen van hun monsterverbond met het patriarchaat zullen laten opwegen tegen het nadeel van een in sterkte groeiende kerkelijke organisatie in het binnenland, die zij niet anders kunnen zien dan als een voortdurende bedreiging van hun ideologisch werk, dat is altijd de vraag. Nu het patriarchaat weer kan beschikken over 20.000 parochies, 30.000 geestelijken, 40 kloosters en 8 theologische scholen, zouden zij het nodig kunnen gaan vinden de schroef maar weer eens wat te gaan aandraaien. Door de genootschappen voor ‘wetenschappelijke en atheïstische propaganda’ gaat weer een nieuwe golf van bedrijvigheid en op het platteland schijnen in de laatste tijd weer kerken te zijn gesloten omdat de openbare mening zich tegen de ‘onwetenschappelijke invloeden’ zou hebben verzet. Maar blijkbaar vindt het patriarchaat voorlopig zijn positie sterk genoeg om vrij forse tegenmaatregelen te durven nemen. Zo maakte het vorig jaar een verklaring tegen de atheïstische genootschappen openbaar, waarin meteen een van de actiefste voormannen van die propaganda in de banvloek werd geslingerd.
A.L.S.